Sluiten

Zoeken.

Bijbelse geografie en archeologie – Tel Dan

Door Alfred Muller - 

25 mei 2005

“Ze namen Lesem in bezit, vestigden zich in die stad en noemden haar Dan, naar hun stamvader.” (Jozua 19:47b, NBV).

Niet voor niets heeft een deel van het natuurreservaat Tel Dan de bijnaam ‘Hof van Eden’. Het reservaat is ongetwijfeld een van de mooiste plekjes in Israël. Onder een dik bladerdak ruist het snelstromende riviertje Dan, dat gevoed wordt door bronnen die 13 kubieke meter water per minuut produceren met een constante temperatuur van 14,5 graden Celcius. Weelderige planten groeien overal, de temperatuur is aangenaam, ook midden op de dag in het heetst van de zomer, fauna en flora zijn hier uniek in hun soort.

Geen wonder dat mensen zich hier 7000 jaar geleden al vestigden op een heuvel bij de rivier. De oorspronkelijke naam van de stad was Lesem of Laish (Richteren 18:27). De naam Dan is te danken aan de stam Dan, die in het midden van de elfde eeuw v. Chr. de stad veroverde. De Danieten trokken naar het noorden omdat ze er niet in slaagden hun erfdeel in de kustvlakte onder controle te krijgen. Daar woonden namelijk ook de militair sterke Filistijnen.

De stad werd pas belangrijk na de splitsing van het noordelijk en zuidelijk rijk. De scheuring ontstond omdat de mensen weigerden hoge belastingen te betalen aan de zoon van koning Salomon, Jerobeam. De stam Juda bleef Jerobeam trouw, maar de overige stammen verenigden zich in het koninkrijk van Israël. Daar werd Jerobeam koning (1 Koningen 12).

Jerobeam liet twee gouden kalven maken en plaatste deze in de heiligdommen in Beit El en in Dan. Hij wilde op deze wijze de eenheid in zijn rijk versterken. De Israëlieten zouden namelijk niet meer naar Jeruzalem hoeven te trekken om daar God in de tempel te aanbidden.

Dat Jerobeam Beit El en Dan koos was niet toevallig. In Beit El – ten noorden van Jeruzalem bij de huidige plaats Ramallah – stond de ark in de tijd van de Richteren. De Danieten hadden al een offerplaats gebouwd nadat zij de stad veroverden op de Kanaänieten.

Archeologen hebben de hoogte blootgelegd. De bezoeker ziet direct dat het heiligdom indrukwekkend was. De goden die hier vereerd werden, verschilden met de culturen. Sommigen wisten blijkbaar ook niet meer wie hier aanbeden werd (vgl. Amos 8:14). Een inscriptie uit de tweede eeuw voor Christus luidt: “Aan de god die in Dan is, zwoer Zoilos een eed.”

Een ander gedeelte van de afgegraven tel is de stadspoort. De poort – een geheel van dikke muren, vertrekken en verschillende plekken waar zware deuren werden aangebracht – was het sociale, juridische en economische centrum van Dan. De stadsoudsten zaten ongetwijfeld op een 4½ meter lange bank op een pleintje in de poort. In een van de hoeken zijn de overblijfselen te zien van een troon, waarboven een baldakijn was aangebracht. Dit is de troon die door een koning kon worden gebruikt als hij in de poort zat (vgl. 2 Samuel 19:9).

Tel Dan ligt in het uiterste noorden van Israël, in opper-Galilea, dicht bij de grens van Libanon. Ook in de tijd van het Oude Testament vormde Dan al de noordelijke grens. Met de uitdrukking ‘van Dan naar Berseba’ bedoelden de mensen te zeggen: in het hele land. (Klik hier voor het artikel over Berseba.

Alfred-Muller_avatar

De auteur

Alfred Muller

Alfred Muller is geaccrediteerd correspondent in Israël. Hij schrijft voor het Reformatorisch Dagblad en andere christelijke media in Nederland. Hij en zijn vrouw Judith wonen sinds 1983 in Jeruzalem. Hij...

Doneren
Abonneren
Agenda