Sluiten

Zoeken.

Drinkwater uit de Rode Zee

21 januari 2014

Zoutafzetting-Dode-Zee-02

Zoutafzetting bij de Dode Zee. | Foto: CvI

Israël, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit hebben een driezijdige overeenkomst ondertekend om water te ‘ruilen’ en water te delen.

De Water Practice Division van de Wereld Bank laat The Jerusalem Post weten dat dit Israël met dit verdrag 20 miljoen kubieke meter water per jaar meer gaat leveren aan de Palestijnse Autoriteit.

In december 2013 tekenden overheidsvertegenwoordigers van Israël, Jordanië en de Palestijnse Autoriteit in Washington een driezijdige verdragsakte voor het ‘verwisselen’ en toewijzen van water. Vlak voor de ondertekening had The Jerusalem Post een exclusief interview met Alexander McPhail, leidinggevend specialist in water en rioolwaterverwerking van de Water Practice Division van de Wereld Bank. Hij vertelde dat de partijen de komende maanden drie initiatieven voor het delen van water gaan uitwerken.

Een van de initiatieven is de bouw van een ontziltingsinstallatie nabij Aqaba in Jordanië. Zowel Israël als Jordanië zullen in het drinkwater delen en het zoute pekelwater zal via pijpleidingen naar de Dode Zee worden geleid, legde McPhail uit.

Ruil

“Het lijkt op een ruil,” vertelde McPhail, als je kijkt naar de Israëlische en Jordaanse delen van de overeenkomst. “Israël heeft water in het zuiden nodig omdat zij dat deel van hun land in ontwikkeling willen brengen. Jordanië heeft meer water in het noorden nodig.”

De ondertekenaars van de overeenkomst op het hoofdkwartier van de Wereld Bank waren Silvan Shalom, minister van Regionale samenwerking en Energie en Water, Hazem Nasser, de Jordaanse minister van Water en Irrigatie en Shaddad Attili, de Palestijnse minister van Water.

“Dit is een historisch verdrag dat een jarenlang gekoesterde droom realiseert, en de droom van Theodor Herzl,” zei Shalom. “De overeenkomst is van het hoogste diplomatieke, economische en strategische belang, en is eveneens van het hoogste belang voor het milieu.”

De ontziltingsinstallatie die jaarlijks ongeveer 175 miljoen kubieke meter water uit de Rode Zee gebruikt, zal ongeveer 80 miljoen kubieke meter drinkwater produceren. Via pijpleidingen zal dit water – zo’n 50 tot 60 procent – naar Israël geleid worden, legde McPhail uit. Omdat de Jordaanse regering nog geen aanbesteding heeft gedaan voor de bouw van de installatie, is het volgens McPhail op dit moment onmogelijk om de waterprijs te berekenen. Het water zal echter al bewerkt en drinkbaar zijn, tegengesteld aan het water uit het Meer van Galilea dat verdere behandeling nodig heeft als het wordt vrijgegeven, zei hij.

Vandaag de dag geeft Israël jaarlijks ongeveer 50 miljoen kubieke meter water uit het Meer van Galilea aan Jordanië. Dit is vastgelegd is door de Water Autoriteit. Volgens overeengekomen bepalingen van het nieuwe verdrag zal Israël jaarlijks nog eens 50 miljoen kubieke meter water extra aan Jordanië verkopen, zei de woordvoerder van Shalom.

Dode Zee

Als onderdeel van het proces van ontzilting van zeewater, zal jaarlijks zo’n 100 miljoen kubieke meter pekelwater via pijpleidingen van bijna 200 kilometer lengte naar de Dode Zee getransporteerd worden, legde McPhail uit. En hij voegde eraan toe: “De pijpleiding zal 300 tot 400 miljoen dollar kosten. De aanleg van de totale leiding wordt geschat op drie jaar nadat in 2014 een Jordaanse aanbesteding is gedaan voor de bouw van de installatie en de aanleg van pijpleiding.”

McPhail benadrukte dat dit programma niet hetzelfde is als het voorgestelde ‘Red Sea – Dead Sea’ wateroverbrenging project, hoewel verslagen in de media dit wel beweren. Het bedoelde Red Sea – Dead Sea plan omvat onder meer het aanleggen van pijpleidingen en tunnels over een lengte van 180 kilometer, waarlangs water van de Golf van Aqaba naar de Dode Zee moet stromen. Onderweg moeten er ontziltingsprocessen plaatsvinden vier keer zo groot als die van het te starten bedrijf in Aqaba. Ook moet onderweg waterkrachtelektriciteit opgewekt worden.

In januari 2013 gaf de Wereld Bank drie gedetailleerde rapporten uit over dit plan: een haalbaarheidsstudie, een studie naar de inschatting voor het milieu en de maatschappelijke relevantie en een studie van strategische alternatieven die de methoden van ‘aanvullen’ van een slinkende Dode Zee onderzochten.

Een van de belangrijke resultaten van de uitgebrachte studies was juist hoe duur het project zou gaan worden: een aangekondigde prijskaart vermeldde tien miljard dollar. Niemand van de deelnemers aan het plan zou dat kunnen betalen, vertelde McPhail. Ondertussen vreesden milieudeskundigen dat de 400 miljoen kubieke meter pekelwater uit Rode Zeewater dat jaarlijks via dit programma de Dode Zee zou binnenstromen, problematische opeenhopingen van rode algen en gips zou veroorzaken, verklaarde hij.

Nu zal, als een soort proeftestprogramma, de 100 miljoen kubieke meter pekelwater uit de nieuwe ontziltingsinstallatie in Aqaba door een Jordaanse pijpleiding de Dode Zee binnenstromen. Een raad van internationale wetenschappers zal de resultaten beoordelen, zei McPhail. Hoewel critici aangegeven hebben dat zo’n proeftestprogramma geen realistisch beeld zou schetsen van wat een veel grotere hoeveelheid pekel zou teweegbrengen, benadrukte McPhail dat dit de meest effectief mogelijke oplossing is.

“We gaan hier een experiment op grote schaal uitvoeren, dat nooit eerder door iemand is gedaan,” zei hij. “Dus een heleboel onbekende uitkomsten worden in gang gezet. Maar zeker is het dat zo’n grote hoeveelheid water waarin we de pekel gecontroleerd kunnen vrijgeven, een veel beter begrip van deze complexe chemische verbindingen zou kunnen opleveren dan we nu vandaag hebben.”

Tijd, geld en goede relaties

Er zijn geen totale kostenplaatjes of tijdsbestekken met betrekking tot het tijdstip dat de ontziltingsinstallatie klaar zal zijn. McPhail erkent echter dat de uit te voeren milieutesten voor de constructie op zijn minst een jaar zou vereisen. Intussen benadrukte hij dat het niet waar is wat mediarapporten in eerste instantie claimden dat de Wereld Bank zou voorzien in een overbruggingskrediet voor het proces.

“We zijn heel blij dat we de rol van opgangbrenger kunnen spelen. Maar we hebben beslist geen besluit genomen over welke financiering dan ook hiervoor,” zei hij. Wat het Palestijnse deel van de ondertekende verdragsakte betreft, er moet nog steeds onderhandeld worden over de prijs van de toegevoegde 20 miljoen kubieke meter water die Israël aan de PA zal verkopen, legde McPhail uit.

Mekorot, Israëls nationale waterbedrijf, is volgens de Oslo-akkoorden verplicht de PA 31 miljoen kubieke meter water per jaar te verstrekken. Maar volgens de gegevens van de Water Autoriteit levert Israël zo’n 52 miljoen. Deze hoeveelheid komt bovenop de 196 miljoen kubieke meter water die de PA jaarlijks verbruikt uit de ondergrondse waterreservoirs in het gebied.

Het is de mening van McPhail dat Israël alleen voordeel heeft van deelname aan deze overeenkomst. Hoewel de sleutelmotivatie wellicht regionale samenwerking is, benadrukte McPhail dat Israël op geen enkele manier financieel schade lijdt omdat voor Israël de noodzaak om nog een ontziltingsinstallatie te bouwen, zou verminderen.

“Meer dan enig ander ding heeft Israël altijd gezegd dat het een warme relatie met Jordanië wil,” zei hij. “Ik denk dat dit de motivatie is om hieraan mee te doen.”

Kritiek

In antwoord op de ondertekening van de overeenkomst prees de regionale milieu organisatie Friends of the Earth Middle East (FoEME) de onderdelen van het plan water te delen; maar gaf scherpe kritiek op het idee pekel uit het Rode Zee water naar de Dode Zee over te brengen.

“Onze insteek blijft, als we het over een uitrwisseling van water hebben, dat de FoEME steun geeft aan een verwisseling van water tussen Aqaba en Eilat, en het Meer van Galilea en Amman,” zei Gidon Blomberg, Israëlisch directeur van FoEME tegen The Jerusalem Post.

“FoEME onderschrijft ook dat er meer water door Israël aan de Palestijnen verstrekt wordt. Dat is een urgente humanitaire kwestie. Wat FoEME als ongelukkig beschouwt en waarvoor het z’n nek wil uitsteken om het tegen te houden, is de wateruitwisseling te koppelen aan een pijpleiding die pekel vanuit Aqaba naar de Dode Zee voert,” vervolgde hij.

De pijpleiding zelf brengt potentiële risico’s met zich mee voor een regio die aardbevingsgevoelig is, maar het meest problematisch is het risico van vermenging van de pekel met het Dode Zeewater dat een potentiële verandering van zijn unieke chemische eigenschappen teweegbrengt, bracht Blomberg naar voren.

Daar komt de hoge prijs voor de aanleg van de pijpleiding bij die onvermijdelijk de prijs van het water dat verkocht gaat worden vanuit de ontziltingsinstallatie bij Aqaba, zal doen stijgen.

En dat is een financieel risico voor Israël, voegde hij eraan toe. “Aan het ministerie van Financiën kunnen reële vragen gesteld worden zoals waarom Israël betalen moet voor zulk duur water,” zei Blomberg.

Andere opties dan die het pekel in de Dode Zee laten stromen via een pijpleiding, moeten onderzocht worden. Zoals het pekelwater door een afgesloten kanaal naar de Jordaanse woestijn afvoeren, of de pekel injecteren in de diepe waterlagen van de Golf van Aqaba, onder de koraalriffen, opperde Blomberg.

“Wij begrijpen dat er een noodzaak is voor het water,” zei hij. “Wij streven geen perfectie na. Echter na een tiental jaren studie naar de impact op de Dode Zee heeft niemand er belang bij om niet ‘uit de boom te komen’ en dan maar pekel naar de Dode Zee te brengen.”

Dit artikel verscheen in het januarinummer 2014 van The Jerusalem Post Christian Edition. | Vertaling: Evelien van Dis

Doneren
Abonneren
Agenda