Sluiten

Zoeken.

Israëls Onafhankelijkheidsoorlog

3 juli 2017

Amona-dorpje-Israel

Van de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog weten we tegenwoordig eigenlijk niet zoveel meer. Als deze geschiedenis wordt aangehaald, is het vaak in de context van de huidige situatie van het conflict en vanuit de opvattingen die vandaag de dag heersen over het conflict wordt de Onafhankelijkheidsoorlog geduid. Beter is het echter andersom. Wie zich verdiept in de situatie waarin de Joodse staat Israël werd geboren, krijgt een helderder zicht op de huidige situatie.

Het verloop van de oorlog
De Onafhankelijkheidsoorlog brak niet uit op 15 mei 1948. In feite was de oorlog toen al lang begonnen. De goedkeuring van het VN-partitieplan op 27 november 1947 voor de verdeling van het resterende grondgebied van het Britse mandaatgebied Palestina tussen de Joodse en Arabische inwoners was het eigenlijke startpunt.

Arabische groeperingen beschoten Joodse doelen en voerden bijvoorbeeld aanslagen uit op bussen en Joodse gemeenschappen. Uit protest tegen het verdelingsplan riepen de Arabieren in Palestina een algemene staking uit die uitliep op geweld, brandstichting en plunderingen in Joodse wijken van Jeruzalem. Aanvankelijk stelde de grootste Joodse gewapende groep, de Hagana, zich vooral verdedigend op. Andere groepen, zoals Irgoen, Etzel en Lehi voerden zelf ook aanslagen uit tegen Arabische doelen.

Vanaf begin april 1948 veranderde de Hagana echter van strategie en begon het operaties uit te voeren om het binnen het partitieplan aan de Joden toegezegde gebied veilig te stellen. In deze operaties werden bijvoorbeeld Tiberias en Haifa op de Arabieren veroverd en werd een verbinding met de belegerde Joodse gemeenschap in Jeruzalem veiliggesteld. Deze verbinding hield niet lang stand. Ondertussen werkten leden van de Hagana aan een alternatieve route naar Jeruzalem. Deze route, de ‘Burma Road’, werd voltooid in juni 1948.

Na de onafhankelijkheid
Toen op 14 mei het Britse mandaat eindigde en David Ben Goerion de staat Israël uitriep, was de oorlog dus feitelijk al begonnen. Maar het uitroepen van de staat Israël was voor de omliggende Arabische landen het teken om Israël binnen te vallen met hun legers. Egypte, Transjordanië, Irak, Syrië en Libanon vielen Israël binnen. Het Libanese leger speelde echter geen grote rol en was slechts betrokken bij de verovering van Malkia, een kibboets langs de grens met Israël.

In de eerste dagen van de oorlog behaalden de Arabische legers veel successen, hoewel een gebrek aan samenwerking en coördinatie meer succes in de weg stond. Het Transjordaanse leger veroverde de Oude Stad en de bevolking van de Joodse wijk vluchtte naar West-Jeruzalem. De Joden waren na het eindigen van het Britse mandaat erg slecht bewapend. Zodra zij betere wapens bemachtigden, verschoof de balans van het succes al snel naar de Israëlische zijde.

Staakt-het-vuren
Op 11 juni 1948 ging een staakt-het-vuren in dat 28 dagen duurde. Hoewel er een wapenembargo was opgelegd door de Veiligheidsraad, hield geen van de partijen zich hieraan en versterkten de legers zich met verse manschappen, wapens en munitie. Nieuwe immigranten die tijdens het mandaat niet naar Israël mochten immigreren, stroomden binnen en werden soms direct het slagveld opgestuurd.

Tijdens het staakt-het-vuren nam Israël de tijd zich beter te bewapenen. Toen het staakt-het-vuren op 8 juli eindigde had het Israëlische leger, naast een veel beter wapenarsenaal, bijna twee keer zoveel manschappen als ervoor.

Verdere veroveringen
Direct na de afloop van het staakt-het-vuren startte het Israëlische leger met een aantal militaire operaties, gericht op het veroveren van het lager gelegen deel van Galilea en het creëren van een ruimere corridor naar Jeruzalem. Hierbij veroverden ze de plaatsen Ramle en Lod op de Arabieren. Het lukte de Israëlische strijders niet om het strategische fort bij Latrun, langs de weg naar Jeruzalem, te bemachtigen. Maar tegen het begin van het tweede staakt-het-vuren hadden Israëlische troepen heel Laag-Galilea veroverd.

Dat tweede staakt-het-vuren werd na intensieve diplomatieke inspanningen van de VN afgekondigd op 18 juli en duurde tot 15 oktober 1948. In deze periode werd nog altijd gevochten. In juli openden de Israëli’s het offensief tegen Arabieren die de weg van Tel Aviv naar Haifa hadden geblokkeerd. Na enkele mislukte pogingen om de Arabische posities te nemen, slaagde dit uiteindelijk en was vrij verkeer tussen de steden weer mogelijk.

Verdeling of verovering?
Nadat de VN in september hadden voorgesteld om de Negevwoestijn (zie kader ‘Internationale inmenging’) te verdelen tussen Egypte en Jordanië, besloot Israël om dit gebied veilig te stellen voor zichzelf. Op 22 mei werd de Verordening Gebied van Jurisdictie en Bestuur aangenomen door de Knesset. Hierin stond dat alle gebied van Palestina dat door Israël werd veroverd, automatisch deel werd van de Joodse staat.

Op 15 oktober begon het Israëlische leger met operatie Yoav met de verovering van de Negevwoestijn. Het werd een groot succes, dankzij de gebrekkige diepte in de Egyptische defensie. Toen de Israëlische troepen door de Egyptische linies waren gebroken, was er vrijwel niets om hen tegen te houden. Be’er Sheva, Ashdod en de noordelijke Negevwoestijn werden veroverd.

De eindfase
Op 22 oktober werd het derde staakt-het-vuren afgekondigd, maar hier kwam weinig van terecht. Arabische verzetsbewegingen bleven strijden en Joodse gemeenschappen aanvallen. Op 24 oktober begon Israël operatie Hiram, gericht op de verovering van Hoog-Galilea. Aan het eind van de maand had Israël Galilea veroverd.

In december werd gestreden om het westelijke deel van de Negevwoestijn. Hierbij drongen Israëlische troepen door tot in de Sinaïwoestijn en de Gazastrook. Onder druk van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, dat dreigde zich in de oorlog te mengen, trok Israël zich terug uit de Sinaï. In januari kwamen Israël en Egypte een staakt-het-vuren overeen en trokken Israëlische troepen zicht terug uit de Gazastrook.

Begin maart begon de laatste operatie om het zuiden van de Negevwoestijn te veroveren op de Jordaniërs. Ze stuitten op weinig weerstand en op 10 maart werd zonder verzet de plaats Uhm Rashrash aan de Rode Zee ingenomen (waar later Eilat werd gebouwd). Hier hesen de Israëlische troepen om ’s middags om vier uur een geïmproviseerde Israëlische vlag, de ‘inktvlag’. Dit wordt beschouwd als het einde van de oorlog.

In 1949 tekende Israël op 24 februari de wapenstilstandovereenkomst met Egypte, op 23 maart met Libanon, op 3 april met Jordanië en op 20 juli met Syrië.

Dreiging met uitroeiing

Over de bedoeling van de Arabische legers die Israël aanvielen hoeft geen onduidelijkheid te bestaan. Evenals vandaag de dag lieten de Arabieren in talloze uitlatingen weten dat het hen te doen was om de vernietiging van Israël. Al in een interview met de Egyptische krant Akhbar al-Yom van oktober 1947 verklaarde de toenmalig secretaris-generaal van de Arabische Liga over een op handen zijnde oorlog als Israël onafhankelijkheid zou nastreven: “Het zal een uitroeiingsoorlog zijn. Een monumentaal bloedbad in de geschiedenis waarover gesproken zal worden als over de bloedbaden van de Mongolen of de Kruistochten”.


Wapens
De Britten stonden tijdens de mandaatperiode niet toe dat de Joden wapens importeerden. Daarom was het Israëlische leger slecht bewapend op 14 mei 1948. Ben Goerion had echter, toen hij in 1946 verantwoordelijk werd voor Israëls defensie, voorzien dat Israël bewapening nodig had en had in het buitenland al wapens gekocht die na de stichting van de staat zo snel mogelijk naar Israël werden gehaald. Nog onderweg naar Israël bombardeerden bijvoorbeeld twee aangekochte B-17 bommenwerpers Caïro. Gedurende de oorlog kreeg Israël de overmacht. Aanvankelijk waren het de Hagana en enkele kleinere Joodse gewapende groepen die de oorlog voerden, maar op 30 mei werd de IDF in het leven geroepen. Alle groepen werd gevraagd zich onder dit centrale commando te scharen.
Buitenlandse inmenging
De internationale gemeenschap bemoeide zich intensief met de Arabisch-Israëlische oorlog. De VN stelden de Zweedse graaf Folke Bernadotte aan als bemiddelaar. Hij presenteerde tijdens de oorlog nieuwe verdelingsplannen die telkens door alle partijen werden afgewezen. Een van die plannen was: Galilea voor de Joden en de Negev, die in het verdelingsplan van 1947 nog voor Israël zou zijn, voor Egypte en Jordanië. In september werd Bernadotte door strijders van de Joodse verzetsbeweging Lehi om het leven gebracht.
Doneren
Abonneren
Agenda