Sluiten

Zoeken.

Lijnen op een landkaart

Door Wim Kortenoeven - 

17 mei 2016

sykes-en-picot-1024x474

De Britse Sir Mark Sykes (links) en de Franse diplomaat François Picot.

Op 16 mei was het precies honderd jaar geleden dat de ruwe basis werd gelegd voor de huidige landkaart van het Midden-Oosten.

De Levant had in 1916 zo’n vierhonderd jaar deel uitgemaakt van het Turks-Ottomaanse rijk, dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de kant van Duitsland koos. Vooruitlopend op de eindoverwinning, besloten Groot-Brittannië en Frankrijk al in 1915 om grote delen van het Turkse rijk te verdelen in protectoraten en invloedssferen. Daarbij werd ook hun bondgenoot tsaristisch Rusland betrokken.

Geen Joodse staat

De geallieerde plannen voor de toekomst van het Midden-Oosten werden uitgewerkt door de Britse kolonel Sir Mark Sykes en de Franse diplomaat François Picot, met inbreng van de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergei Sazonov.

Vooreerst werd de Levant in Britse en Franse invloedssferen verdeeld, door het trekken van een vrijwel rechte lijn, in noordoostelijke richting van de Middellandse Zee naar de Iraanse grens. Alles ten noorden daarvan viel onder Frans beheer, alles ten zuiden ervan onder Brits toezicht. Rusland verkreeg delen van de Turkse rompstaat, waaronder Constantinopel (het latere Istanboel), de Bosporus-waterweg tussen de Zwarte- en de Middellandse Zee, alsook Armeense en Koerdische gebieden in Oost-Turkije.

“Bij de verdeling werd door Sykes en Picot nauwelijks rekening gehouden met de realiteit ter plaatse (…) Een recept voor burgeroorlog en erger.”

West-Palestina zou vanwege de christelijke heilige plaatsen onder gezamenlijk Brits-Frans-Russisch bestuur komen, met uitzondering van een Britse enclave bij de strategische baai van Haifa/Akko. Van een Joodse staat was bij Sykes-Picot geen sprake. In delen van de Franse en Britse zones zouden wel twee aparte Arabische staten worden gesticht (of een federatie). Dat onderdeel van het plan week af van eerdere Britse toezeggingen aan de Hasjemitische heersers in Mekka over de stichting van één grote Arabische eenheidsstaat onder Hasjemitisch leiderschap.

Londen en Parijs claimden ook het recht om naar eigen inzicht grenzen in hun invloedsferen te trekken. Daar bleef het niet bij. Ook de namen van sommige gebieden en latere staten in de Levant werden in Europese hoofdsteden bepaald. Het aan Frankrijk toevallende West-Syrië werd Libanon genoemd, naar een lokale bergrug; Oost-Palestina werd vernoemd naar de rivier de Jordaan en Irak naar een middeleeuwse provincie van het kalifaat. Sykes zelf ontwierp voor de Arabische opstandelingen tegen het Turkse regime een zwart-wit-groene vlag met een rode driehoek. Dat vaandel wordt, met kleine variaties, tot op de dag van vandaag gevoerd door Jordanië, Syrië, Irak, Koeweit, Soedan, Egypte, Jemen en de Palestijnse Arabieren.

Kunstmatige staten

De willekeur waarmee de verdeling van het Midden-Oosten tot stand kwam, blijkt uit de notulen van het Britse kabinetsberaad daarover. “Wat voor een overeenkomst zou u met de Fransen willen bereiken?”, vroeg minister van Buitenlandse Zaken Lord Arthur Balfour aan Sir Mark Sykes. “Ik zou graag een lijn trekken van de ‘e’ in Acre tot de laatste ‘k’ in Kirkoek, antwoordde Sykes wijzend op een landkaart. En zo werd het lot van miljoenen mensen tot op de dag van vandaag in hoge mate bepaald door de belettering van een kaart.

Bij de verdeling en de latere begrenzing van deze ‘kunstmatige’ politieke entiteiten, werd door Sykes en Picot niet of nauwelijks rekening gehouden met de demografische, etnische, sociaal-culturele of religieuze realiteiten ter plaatse. Als gevolg hiervan kwamen uiteindelijk de Koerden in vier en de druzen in drie verschillende staten terecht, bevat soennitisch Syrië substantiële christelijke en alawitische minderheden, en heeft sjiitisch Irak belangrijke soennitische en Koerdische minderheden. Een recept voor burgeroorlog en erger.

Geheimhouding

De geheime Brits-Frans-Russische overeenkomst lekte uit in de nasleep van de communistische machtsovername in Rusland, op 7 november 1917. De nieuwe machthebbers troffen de documenten aan en publiceerden die op 23 november 1917 in de communistische kranten Pravda en Izvestia. Drie dagen later verscheen de tekst ook in de Britse media.

In de meeste beschouwingen die recent over de Sykes-Picotovereenkomst verschenen, wordt nogal simplistisch geredeneerd over het hoe en waarom van de oorspronkelijke geheimhouding ervan. Er wordt dan gesteld dat de overeenkomst een schending betekende van eerdere toezeggingen die aan de Arabieren waren gedaan in de ‘Hoessein-McMahon correspondentie’, een officiële briefwisseling tussen de Mekkaanse sharif Hoessein (de zelfbenoemde leider van alle Arabieren) en de Britse hoge commissaris in Egypte, Sir Henry McMahon. De laatste had in een van zijn brieven de Arabieren in het grootste deel van het Midden-Oosten onafhankelijkheid beloofd in ruil voor het in opstand komen tegen het Turks-Ottomaanse rijk. Als zodanig had de Sykes-Picotovereenkomst voor de buitenwereld – en daarmee vooral ook voor de Arabieren – voorlopig uit zicht moeten blijven.

In zijn standaardwerk England and the Middle East: the destruction of the Ottoman Empire 1914-1921 (1987) heeft de befaamde Britse historicus Elie Kedourie er echter op gewezen dat sharif Hoessein wel degelijk van de overeenkomst wist, en dat er andere argumenten waren voor de geheimhouding ervan. In de eerste plaats omdat Turkije nog niet verslagen was en ten tweede omdat de ‘koloniale’ Brits-Frans-Russische overeenkomst problematisch was in het licht van nieuwe internationale opvattingen over het zelfbeschikkingsrecht van volken. Die opvattingen werden vooral door de VS bevorderd en zouden na de Eerste Wereldoorlog ook worden opgenomen in het handvest van de Volkenbond (de voorloper van de Verenigde Naties).

Daarover schreef de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour destijds op cynische toon: “Deze documenten gaan uit van de vooronderstelling dat als wij een verzameling mensen, die min of meer homogeen zijn in taal en religie, voorzien van wat ondersteuning en heel veel advies, en als wij hen dan beschermen tegen externe agressie en ook binnenlands geweld weten te ontmoedigen, dat zij zichzelf dan snel en spontaan en op moderne wijze in een democratische staat zullen organiseren”. Dat deze optimistische westerse opvatting niet klopt, is honderd jaar later nog steeds pijnlijk zichtbaar.

De derde reden voor het geheimhouden van de Sykes-Picot overeenkomst heeft volgens Kedourie met de islam te maken: “Toen hij [de sharif Hoessein, WK] tegen de Ottomaanse sultan in opstand kwam, schilderde de regering in Constantinopel hem tegenover de moslims in de wereld af als een verrader van de islam die, uit ordinaire ambitie, ervoor had gekozen met christelijke staten samen te spannen tegen de enige staat ter wereld die effectief het islamitische geloof beschermde [het Turkse kalifaat]. Het publiceren van de overeenkomst [voor de vernietiging van het kalifaat] zou bijgevolg een negatief effect hebben gehad op de [anti-Turkse] beweging van de sharif. Discretie was, gezien de omstandigheden, in aller belang, inclusief dat van de sharif”, stelt Kedourie.

Winnaars en verliezers

De uitvoering van Sykes-Picot in de oorspronkelijke vorm werd na het uitlekken ervan onmogelijk, ook al omdat de nieuwe Russische regering er niets van moest weten en de Amerikaanse regering een sterk voorstander was van zelfbeschikking. Bovendien was enkele weken eerder, op 2 november 1917, door de Britse regering de Balfourverklaring afgegeven, waarin de Joden een nationaal tehuis werd geboden in (geheel) Palestina. Kort daarna verscheen een gezamenlijk Brits-Franse verklaring “tot steun aan autochtone regeringen en besturen in Syrië en Mesopotamië”.

Enkele jaren later werd een mandaatsysteem van de Volkenbond van kracht om de voormalige Turkse gebieden in het Midden-Oosten te besturen en onder Britse, respectievelijk Franse leiding naar onafhankelijkheid te leiden. Bij het begrenzen van die mandaatgebieden werd de kaart van Sykes-Picot overigens wel in grote lijnen gevolgd.

De grote verliezers van het Brits-Frans-Russische machtsspel waren uiteindelijk de Hasjemieten, die de Arabische opstand tegen Turkije hadden aangevoerd in de hoop de heerschappij in het gehele Midden-Oosten te krijgen. Zij werden door de Fransen uit Syrië verdreven en hun in Irak ‘geparachuteerde’ koning Faisal II werd in 1958 vermoord. De Hasjemieten verloren ook hun oorspronkelijke basis in Mekka en Medina en daarmee hun status als beschermer van de islamitische heiligdommen daar. De nakomelingen van sharif Hoessein hebben nu uitsluitend nog het (wankelende) beheer over de enige echte Palestijnse staat: Jordanië.

wimkortenoeven-150x150

De auteur

Wim Kortenoeven

Wim Kortenoeven is Midden-Oostenspecialist en freelance publicist. Hij schrijft regelmatig voor onze krant Israël Aktueel en onze website.

Doneren
Abonneren
Agenda