Sluiten

Zoeken.

Waarom priesters ver weg moeten blijven van doden en onreinheid

Door Rabbijn mr. drs. R. Evers - 

17 april 2018

Bible-1024x576

In Leviticus 21:1 en volgende waarschuwt de Bijbel de priesters (kohaniem) niet te dicht bij onreinheid en doden te komen.

Kohaniem mogen geen contact met doden hebben: “Ze mogen zichzelf niet verontreinigen door bij een dode te komen.”

Voor een beter begrip van deze psychische hygiëne moeten we nagaan wat het begrip onreinheid betekent in de context van de dood. Een dood lichaam vertegenwoordigt de hoogste graad van onreinheid. Morele vrijheid, de vrije keuze op het gebied van moraal en ethiek, vormt het kernbegrip van het halachische en ethische Jodendom, de Joodse filosofie.

Lichaam en ziel

De mens bestaat uit lichaam en ziel. Wat het lichamelijk deel van de mens betreft lijkt hij onderworpen aan de wetten van causaliteit, oorzaak en gevolg, die de natuurlijke wereld doorgaans beheersen. De combinatie van lichaam en ziel, de mens, is naar Joodse opvatting in moreel opzicht volledig vrij. Ware dit niet zo dan zou voor de morele verantwoorde­lijkheid van de mens en de begrippen straf en beloning iedere grond ontbreken.

Iedere gebeurtenis, die deze overtuiging aan het wankelen brengt, betekent een groot ge­vaar voor onze morele en religieuze vrijheid, stabiliteit en harmonie. In de sfeer van de religieuze pedagogiek wordt het tegengaan van alle invloeden, die tenderen naar het afzwakken, verlichten of ontkennen van ’s mensens vrijheid, als uiterst belangrijk gezien.

Vrijheid van de mens

Het Jodendom is één groot protest tegen het determinisme in psychische zin; het ontkent, dat de mens gebonden zou zijn aan de ijzeren ketenen van oorzaak en gevolg als de aarde waaruit het lichaam genomen is. Wat kan de mens meer aan het twijfelen brengen dan het contact met een dood lichaam, het symbool van de menselijke onderworpenheid aan de natuurwetten van ontbinding en bederf?

Het Jodendom benadrukt de ethisch‑religieuze vrijheid van de mens; dit vrije deel van de mens – het G’ddelijke moment in het aardse wezen – heeft na het overlijden het aan de natuurwetten onderworpen bestanddeel, het lichamelijke aspect van de mens, verlaten. De ziel blijft dezelfde G’ddelijke vonk, die het ook voor de verbinding met het lichaam was. Het lichaam ondergaat de grootste verandering; het verwordt tot een nutteloos object, dat na de dood volledig is onderworpen aan de natuurelementen; ontbinding en rotting zijn haar deel. De ‘val’ vanuit haar verheven toestand naar een verachtelijke aardse situatie brengt zelfs de meest standvastige en stabiele persoon aan het wankelen. Dat is de geestelijke onreinheid waar wij ver van moeten blijven.

Rabbijn-mr.-drs.-R.-Evers_avatar-90x90 (1)

De auteur

Rabbijn mr. drs. R. Evers

Rabbijn R. Evers was opperrabbijn in Dusseldorf. Hij maakte in de zomer van 2021 met zijn vrouw alija naar Israël. 

Doneren
Abonneren
Agenda