Sluiten

Zoeken.

Dood, onreinheid en melaatsheid in de Thora (deel 2)

Door Rabbijn mr. drs. R. Evers - 

1 april 2019

hamish-weir-593423-unsplash-1024x576

De dood vormde geen onderdeel van de Schepping in zijn oorspronkelijke vorm. Pas na de zondeval kwam de dood over de wereld. Zonde was de doodsoorzaak bij uitstek.

Reinheid, zuiverheid en oprechtheid worden samengevat in de Hebreeuwse term kedoesja (heiligheid). Toema (onreinheid, bezoedeling, spirituele vervuiling) en kedoesja zijn elkaars tegenpolen. Hoe heiliger en verhevener men is, des te groter is zijn/haar afkeer van alles wat met onreinheid van doen heeft. Elke zonde en menselijke tekortkoming maakt ons gevoel voor het G’ddelijke in de wereld minder. Hoe meer we zondigen hoe minder empathie we hebben met het goede en het reine in de wereld.

“Wanneer wij ons niet meer bezwaard voelen het slechte te zien of te horen, moet er bij ons een rood lampje gaan branden.”

Kedoesja stelt ons in staat contact te maken met de Bron van het leven en het ware leven te voelen en te beleven. Zonden maken ons ongevoelig voor de essentie van het leven. Elke afwijking van de hoogste vorm van leven is al een degradatie voor een man of vrouw die het hoogste levenspotentieel bij zichzelf wil realiseren. Wanneer wij ons niet meer bezwaard voelen het slechte te zien of te horen, moet er bij ons een rood lampje gaan branden.

Dood is de grootste val

Een aspect van rituele reinheid en onreinheid is, dat hier het scherpe contrast tussen leven en dood blijkt. Aan het eind van het aardse bestaan wordt het contact van het zielelicht met het lichaam weer verbroken. Dan bestaat de persoon weer uit de oorspronkelijke twee delen. Van fysiek aanhangsel aan het eeuwige, bovenaardse en oneindige G’ddelijke licht, dat in de ziel is, verwordt het tot een nutteloos object, dat na de dood volledig is onderworpen aan de natuurelementen.

Ontbinding en rotting zijn haar deel. Deze ‘val’ vanuit haar verheven toestand naar een verachtelijke aardse situatie brengt zelfs de meest standvastige en stabiele persoon aan het wankelen en doet ons twijfelen aan de eeuwige waarden van de psycho religieuze vrijheid.

Dit idee ligt ten grondslag aan de doctrine, dat een overledene tamé (onrein) is. De beste vertaling van het begrip toema is wellicht ‘een toestand, die de waarheid en waarde van de ethische en morele vrijheid van de mens overschaduwt’.

Morele vrijheid betwijfeld

Toema wordt ook wel vertaald als ‘versluiering’. Spirituele vervuiling nestelt zich snel en graag in alle hoekjes en gaatjes van onze religiebeleving. Geestelijke onreinheid is verleidelijk. Geestelijke onreinheid leidt ons af van het hoofddoel van ons bestaan: contact met G’d. We raken los van G’d, hetgeen op zich al een enorme degradatie van ons menszijn vormt.

In confrontatie met de dood gaat de mens twijfelen en het duurt enige tijd voordat hij zijn twijfels te boven komt. Degene, die in de buurt van een overledene kwam, mocht daarom het Heiligdom – het levende symbool van de G’ddelijke aanwezigheid – niet betreden.

Hij/zij moest een tijd wachten, zich bezinnen en een ritueel bad nemen voordat men het Heiligdom weer mocht betreden. Want alleen bezinning, meditatie en hernieuwd contact met de Bron van het leven konden degene, die begon te twijfelen aan de waarheid van de vrije menselijke keus, weer op het rechte spoor zetten. Dit is de diepere achtergrond van de toema, een concept, dat een bijzondere plaats inneemt binnen het morele en metafysische denken binnen het Jodendom.

Menstruatie en baring

Hoewel het geestelijk potentieel van de vrouw minimaal even groot als die van de man, kent haar lichaam enkele problemen meer dan de man, die door de Thora met allerlei verbeterende maatregelen geoptimaliseerd wordt. Dit kan gezien worden in de voorschriften van nida (menstruatie) en de regels van onreinheid van een joledet (kraamvrouw).

Wanneer een vrouw nida wordt (menstrueert), betekent dit dat er geen leven in haar groeit. Een zwangere vrouw voelt leven in zich ontwikkelen en is daarom rein. Wanneer dat leven haar verlaat, begint ze weer aan haar cyclus.

De geboorte van een kind is zo bijzonder dat de Thora opdraagt hiervoor twee offers te brengen. Eén als dankoffer en één als schuldoffer, omdat sommige vrouwen vanwege de barenspijnen tijdens de bevalling zweren, dat ze nooit meer kinderen willen krijgen.

Geboorteonreinheid

Wat echter moeilijk te verklaren is, is dat de Thora de zeven onreine en de drieëndertig reine dagen na de geboorte van de jongen, bij de geboorte van een meisje verdubbelt: veertien dagen onreinheid en zesenzestig dagen reinheid. Welke invloed heeft het geslacht van het kind op de status van de moeder?

Dieper gaat de vraag waarom een moeder na de geboorte van een kind überhaupt onrein wordt?! Onreinheid in de Thora heeft altijd iets te maken met het tegenovergestelde van het leven. G’d draagt ons op om het leven te kiezen en beschouwt het leven als een geschenk. De Thora wil deze wereld perfectioneren tot een Koninkrijk G’ds. Daarom is alles dat een bedreiging vormt van het leven, onrein, ritueel onzuiver.

Onvoltooid levenspotentieel

Niet alleen de dood maar zelfs onvervuld of onvolgroeid levenspotentieel vormt toema. Daarom brengt de menstruatiecyclus onreinheid. Iedere maand wordt er een eitje geproduceerd dat klaar is voor bevruchting. Indien geen bevruchting plaatsvindt, desintegreert de baarmoederwand, waarna de maandelijkse vloeiing volgt. Dit bloed betekent dat het potentieel voor nieuw leven niet gerealiseerd werd.

Waarom resulteert de bevalling in onreinheid? Uit het scheppen van nieuw leven zou juist tahara (reinheid) moeten voortvloeien! Bij een bevalling naderen leven en dood elkaar dicht. Tot ongeveer 85 jaar geleden was de bevalling een van de belangrijkste doodsoorzaken bij vrouwen. Gedurende de weeën lijden de meeste vrouwen zoveel, dat zij het gevoel hebben niet ver van de dood te staan. Daarom moeten zij ook gomeel bensjen, G’d danken na de geboorte, op dezelfde manier waarop men G’d dankt na een ernstige confrontatie met de dood.

Bevallen gebeurt op de grens van leven en dood. Maar omdat bij de geboorte niet alleen sprake is van een confrontatie met de dood maar tevens nieuw leven gecreerd wordt, zijn de reine 33 dagen veel meer dan de onreine 7. De verhouding is bij een jongetje 33:7 en bij een meisje 66:14.

Bij de geboorte van een meisje tellen de dagen dubbel omdat de vrouwelijke fysiologie het ‘drama van leven en dood’ herhaalt. Een meisje groeit uit tot een volwassen vrouw, die diezelfde menstruatie en geboortecyclus zal herhalen.

Rabbijn-mr.-drs.-R.-Evers_avatar-90x90 (1)

De auteur

Rabbijn mr. drs. R. Evers

Rabbijn R. Evers was opperrabbijn in Dusseldorf. Hij maakte in de zomer van 2021 met zijn vrouw alija naar Israël. 

Doneren
Abonneren
Agenda