Sluiten

Zoeken.

De herleving van Israël: de dorre doodsbeenderen – Ezechiël 37:1-14

22 december 2012

121204_herstel

Immigrantenkinderen die kort na de oprichting van de Joodse staat hun leven in Israël beginnen in een tentenkamp.

Luid klinken vandaag de stemmen dat het huidige Israël niets te maken heeft met het profetisch Woord van God. Het bestaan van Israël berust op besluiten van de internationale instanties en het internationale recht.

Daar heeft God niets mee te maken. Bovendien – zeggen veel christenen – kunnen Joden helemaal geen aanspraak maken op het gebied bij de Middellandse Zee, want de landbelofte geldt niet meer omdat alles vervuld is in Christus.

Door ds. Jaap de Vreugd
Wie van harte het profetisch Woord gelooft, kan zoiets niet zeggen. Dat Woord is actueel voor alle tijden. Adembenemend is bijvoorbeeld dit visioen van Ezechiël: De hand van de Heere brengt de profeet naar een grote vallei, boordevol dorre doodsbeenderen. Een aangrijpend gezicht, zo’n knekelveld! Dan komt de onverwachte vraag van God, of hij, de profeet, van mening is, dat dit knekelveld tot leven komen kan.

Ezechiël legt het in Gods hand: “Heere HEERE, Ú weet het!” Dan krijgt hij de onmogelijke opdracht het profetisch Woord tot deze beenderen te richten en ze tot leven te roepen. En het onmogelijke gebeurt: de beenderen staan op, hechten zich aaneen tot skeletten en vormen weer lichamen. Bij nadere beschouwing blijkt het echter om nog levenloze lichamen te gaan.

Er was geen geest in hen. Dan krijgt Ezechiël een tweede opdracht: hij moet profeteren tot de geest om deze onbezielde lichamen tot leven te brengen. En zo gebeurt het. Ezechiël profeteert en de geest kwam in de levenloze lichamen; ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan – een zeer, zeer groot leger.

Wat betekent dit visioen?
Het blijkt te gaan om een diep ingrijpende crisissituatie in het volksbestaan van Israël. Het volk klaagt: “Onze beenderen zijn verdord onze hoop is vergaan, wij zijn afgesneden!” Hier wordt de situatie van de ballingschap in Babel bedoeld. Het volk van God lijkt ondergegaan in het nationale graf van de ballingschap. Jeruzalem is een puinhoop, de tempel is verwoest, Babel, de antigoddelijke macht, viert triomfen.

Ze klagen dus volkomen terecht: “Onze hoop is vergaan.” Maar wie zo spreekt rekent buiten de God van Israël! Hij is immers de God die – ondanks alles – Zijn trouw aan Israël nooit heeft gekrenkt. En Hij gaat Zijn volk verlossen uit het nationale graf van de ballingschap. En die verlossing voltrekt zich blijkbaar in twee fasen: “Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. (…) Ik zal Mijn Geest in u geven (…) en Ik zal u in uw land zetten.”

Met andere woorden, er is sprake van een tweeërlei herstel: een nationaal herstel (“Ik zal u brengen in het land van Israël”) en een geestelijk herstel (“Ik zal Mijn Geest in u geven”).

Het huidige Israël

Mogen we die profetie toepassen op de situatie van nú en het Israël van nú, dat sinds 1948 als onafhankelijke staat een bedreigde en aangevochten positie te midden van de volkeren inneemt? Gesprek hierover kan onder christenen de tongen losmaken en de gemoederen verhitten. Ik geloof dat het huidige Israël en deze profetische beloften alles met elkaar te maken hebben.

Voor het eerst sinds eeuwenlange ballingschap heeft het Joodse volk weer een eigen staat. Een compleet wonder! Was dat geen herrijzenis uit de dood, zeker gezien tegen de donkere achtergrond van de Holocaust, de vernietiging van miljoenen Joden in het nazitijdperk? En wij zijn er de verwonderde getuigen van, dat talloze kinderen van Abraham uit de diaspora thuiskomen. Onmiskenbaar dringt zich het beeld van Ezechiël 37 op: er is sprake van een nationaal, een politiek herstel van Israël.

En het geestelijk herstel dan?
Ezechiël zag het herstel in twee fasen. Zou God daar niet zelf voor zorgen, voor het geestelijk herstel? Verschillende profetieën spreken van een uitstorting van de Geest van de genade en de gebeden over Israël in relatie met de openbaring van de Messias aan Israël. En heeft God ooit iets gezegd, wat Hij niet gedaan heeft? We hebben goede hoop voor Israël en zien met spanning hoe God werkt aan de vervulling van Zijn belofte.

Zo mogen we het onafhankelijke Israël zien als een teken van Gods leiding in de geschiedenis en de actualiteit van de profetie. Zo beleeft Israël het zelf trouwens ook. Algemeen is de overtuiging, dat de stichting van de staat in 1948 het begin van het einde van een eeuwenlange ballingschap betekent. Sprekend is in dit verband het gebed voor de staat Israël dat sinds de uitroeping van de staat in de dagelijkse liturgie is opgenomen.

Daarin wordt de eigen zelfstandige staat “het begin van het ontluiken van onze verlossing” genoemd. Dat is voorzichtig geformuleerd: het begin van het ontluiken van de verlossing, maar het is niettemin een duidelijke uitspraak.

Als christen luisterend naar het profetisch Woord kan ik daar alleen maar ja en amen op zeggen. De Here Jezus heeft ons opgeroepen te letten op de tekenen van de tijden. In onze dagen is Israël het grote teken van God. We mogen met goede hoop en gespannen verwachting uitzien naar de volle vervulling van al Gods beloften

Doneren
Abonneren
Agenda