Israël en het internationaal strafhof
Door Matthijs de Blois -
28 augustus 2015
Steeds vaker horen of lezen we dat Israëlische militaire of politieke functionarissen gedaagd zouden kunnen worden voor het Internationaal Strafhof (ISH) in Den Haag in verband met oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid. Ooit leken mij de juridische barrières die daarvoor genomen zouden moeten worden zo groot, dat ik de kans klein achtte dat dit ooit zou gebeuren. Er zijn echter recente ontwikkelingen, die er op wijzen dat het niet ondenkbaar is dat het er toch van zou kunnen komen.
De werking van het ISH
Voor een goed begrip vooraf even iets in het algemeen over het ISH. Het ISH is een internationaal Hof dat is ingesteld bij een verdrag, dat in Rome is gesloten in 1998: het statuut van het Internationaal Strafhof, dat in 2002 in werking is getreden. Het is bevoegd om individuen te berechten in verband met zeer ernstige misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Het staat wat dat betreft in de lijn van het Internationaal Militair Tribunaal van Neurenberg, dat in 1946 nazikopstukken berechtte.
De bevoegdheid van het ISH
Nu is de vraag wanneer het Hof bevoegd is om een zaak te behandelen behoorlijk complex. Dit maakt dat het op zich niet eenvoudig is een zaak tegen Israëlische staatsburgers voor dit Hof te brengen. Voor de bevoegdheid van het Hof is, behoudens een uitzondering, vereist dat de rechtsmacht is aanvaard door de staat waarvan de verdachte onderdaan is of door de staat waar het misdrijf gepleegd zou zijn.
“De toetreding van Palestina tot het ISH is op zichzelf een vreemde zaak, aangezien Palestina volgens de internationaalrechtelijke standaard helemaal geen staat is, terwijl alleen staten partij kunnen worden bij het statuut van het ISH”
Israël is geen partij bij het statuut van dit Hof. Het heeft de rechtsmacht van het Hof niet aanvaard, zodat het Hof op die grond niet bevoegd is. Een andere mogelijkheid is dat een Israëlische staatsburger, die tevens burger is van een staat die wel partij is bij het statuut, bijvoorbeeld Frankrijk, wordt vervolgd voor het Hof.
Gaza flottielje
Verder is het mogelijk dat een zaak tegen Israëli’s wordt aangebracht indien zij verdacht worden van het begaan van een oorlogsmisdrijf op het grondgebied, of aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig, van een staat die de rechtsmacht van het Hof heeft aanvaard. Dat brengt ons bij de actualiteit. We herinneren ons nog wel het incident met het ‘Gaza flottielje’, dat in 2010 trachtte de door Israël in overeenstemming met het internationaal recht ingestelde zeeblokkade van Gaza te doorbreken. Israël heeft dat verhinderd door een militaire actie, waarbij negen activisten de dood vonden.
Dit ingrijpen vond plaats op een schip dat geregistreerd stond in de Unie der Comoren, een voor de oostkust van Afrika gelegen eilandenstaat, die partij is bij het statuut. Daarmee is er een basis voor de rechtsmacht van het Hof. Op aangeven van de Unie der Comoren is de aanklager in 2013 met een vooronderzoek begonnen. In 2014 kwam zij echter tot de conclusie dat de feiten niet ernstig genoeg waren om een echt onderzoek aan te vangen. Tegen deze beslissing maakte de Unie der Comoren bezwaar bij het Hof.
Heroverwegen van de beslissing
Heel recent, op 16 juli 2015, heeft het Hof in een meerderheidsbeslissing (2 tegen 1) de bezwaren van de Unie der Comoren gegrond verklaard. De aanklager werd verzocht haar beslissing te heroverwegen. Die uitspraak is terecht sterk bekritiseerd. Om te beginnen door de rechter die een minderheidsstandpunt ingenomen heeft. Hij is van mening dat het optreden van Israël, dat uitvoerig is onderzocht door verschillende commissies van experts, niet van een zodanige ernst is dat een optreden van een internationaal hof gerechtvaardigd is.
Dat wordt ook duidelijk als we het flottielje-incident vergelijken met andere zaken, die door de aanklager zijn onderzocht, zoals de gewelddadigheden in Kenia in 2007-2008, waarbij ruim 1200 mensen om het leven kwamen. Professor Avi Bell, die doceert in Israël en de VS, stelde zelfs dat het ISH de oorlog heeft verklaard aan Israël.
Palestijnse klacht
De aanklager heeft nog een andere ‘aangifte’ die Israël betreft op haar bureau. Op 25 juli 2014 hebben Palestijnse vertegenwoordigers een klacht ingediend in verband met wat genoemd werd de bezetting van Palestijnse gebieden, de blokkade van Gaza en de aldaar uitgevoerde militaire operaties. Vervolgens heeft de Palestijnse ‘regering’ op 31 december 2014 verklaard de rechtsmacht van het ISH te aanvaarden.
Op 2 januari 2015 overhandigde ‘Palestina’ aan de secretaris-generaal van de VN de documenten, die vereist zijn om toe te treden tot het statuut van het Strafhof. Dit is per 1 april 2015 effectief geworden, zodat vanaf die datum Palestina geldt als één van de inmiddels 123 staten die partij zijn bij het statuut. Daarmee zou de rechtsmacht van het Hof met betrekking tot feiten gepleegd op het territoir van Palestina gegeven zijn. Dat betreft overigens niet alleen daden van Israëli’s, maar ook van Palestijnen.
Geen officiële staat
De toetreding van Palestina tot het ISH is op zichzelf een vreemde zaak, aangezien Palestina volgens de internationaalrechtelijke standaard helemaal geen staat is, terwijl alleen staten partij kunnen worden bij het statuut van het ISH. Volgens het internationaal recht wordt een staat gekenmerkt door een territoir, waarop een bevolking woont, waarover een overheid effectief soeverein gezag uitoefent.
Aan dat laatste ontbreekt het in het geval van Palestina, aangezien Israël in laatste instantie op de omstreden gebieden (in ieder geval in Judea en Samaria, ook wel Westoever genoemd) het hoogste gezag uitoefent. Uiteindelijk zal het Hof zelf moeten bepalen of het rechtsmacht heeft. Maar goed, de aanklager heeft op 16 januari 2015 besloten een vooronderzoek te starten met betrekking tot de Palestijnse klacht.
Aanvullende rechtsmacht
Een en ander betekent niet dat we binnen afzienbare tijd Israëlische militairen of politici in de beklaagdenbank van het ISH kunnen verwachten. Het is van belang te beseffen dat de rechtsmacht van het ISH aanvullend is. Als in de betreffende staat de verdenkingen van de misdrijven, waar het in het statuut om gaat, zijn voorgelegd aan een onafhankelijke rechter, dan moet het Strafhof de zaak overlaten aan die nationale rechter. In het geval van Israël geldt dat dit land een onafhankelijke rechterlijke macht kent, die uitstekend in staat is om eventueel door militairen of burgers gepleegde misdrijven te behandelen.
Verder betekent de toetreding van ‘Palestina’ tot het statuut van het ISH ook dat misdrijven gepleegd door bijvoorbeeld Hamasterroristen aan het ISH kunnen worden voorgelegd. Ten slotte is voor berechting vereist dat verdachten zijn overgedragen aan het ISH. Het Hof is daarbij afhankelijk van de medewering van staten. Het is hoe dan ook zaak de geschetste ontwikkelingen nauwlettend te volgen. Zij tonen in ieder geval aan dat de strijd tegen Israël ook via het Strafhof gevoerd zal worden.