Sluiten

Zoeken.

Het ABC van de Oslo-akkoorden

29 juni 2016

0801-bord-A-gebieden-1024x576

Dit bord staat bij de toegang van nederzettingen in Gebied A. - Foto: Regavim

Bouwen zonder omgevingsvergunning mag nergens in de lidstaten van de Europese Unie. Illegale bouwwerken worden op last van de overheid afgebroken. Maar de EU zelf bouwt illegaal nabij de Israëlische hoofdstad Jeruzalem, in gebied dat rechtmatig door Israël wordt bestuurd. Als de Israëli’s die illegale bouwsels vervolgens verwijderen, worden er vanuit Brussel dreigementen geuit. Hoe zit het eigenlijk met de bevoegdheden in de A-, B- en C-gebieden die in de Oslo-akkoorden werden afgesproken?

‘Oslo’ zegt niets over een ‘Palestijnse staat’
Tussen september 1993 en september 1995 sloten de Israëlische regering en de Palestijnse Bevrijdingsbeweging PLO de zogenoemde Oslo-akkoorden. Die moesten leiden tot een vreedzame oplossing van het helemaal niets met onroerend goed te maken hebbende Arabisch-Joods conflict in de smalle landstrook tussen de Jordaan en de Middellandse Zee.

Op basis van de ‘beginselovereenkomst’ Oslo-I (1993) werd de Palestijnse Autoriteit (PA) in het leven geroepen. Dat door PLO-functionarissen bemande bestuursorgaan werd verantwoordelijk voor zelfbestuur in door Israël over te dragen ‘Palestijnse’ gebieden in Judea en Samaria. De Oslo-akkoorden spreken overigens niet over een Palestijnse staat. Er werd afgesproken dat de partijen in ‘permanente statusonderhandelingen’ verder zouden praten over heikele kwesties waarover men het naar verwachting maar moeizaam eens zou kunnen worden, zoals grenzen en de toekomst van Israëlische ‘nederzettingen’ en Israëls hoofdstad Jeruzalem.

De territoriale consequenties van ‘Oslo’
In mei 1994 droeg Israël de eerste gebieden aan de PA over: Jericho en de Arabische bevolkingscentra in de Gazastrook. In de mede door de EU ondertekende ‘interimovereenkomst’ Oslo-II (1995) werden vervolgens tal van praktische zaken afgesproken. De Oslo-akkoorden beperken overigens nergens het recht van Israëli’s om in Judea en Samaria te (gaan) wonen. Bestaande Joodse ‘nederzettingen’ mochten en mogen bijgevolg met impliciete contractuele instemming van de PLO en de EU worden uitgebreid en nieuwe gebouwd. Andersom heeft Israël ook geen zeggenschap over de ruimtelijke ordening in de onder het zelfbestuur van de PA vallende gebieden.

In Oslo-II werden Judea en Samaria (de zogenoemde Westoever) opgedeeld in drie administratieve regio’s (A, B en C) waarin Israël en de PA verschillende verantwoordelijkheden kregen. De gebieden A en B zouden geleidelijk aan de PA worden overgedragen.

Gebied A
Het betreft steden en dorpen waar uitsluitend Arabieren wonen en die geheel onder bestuur van de PA werden gebracht (dus ook wat betreft veiligheid). De Arabische enclaves in Israëls hoofdstad Jeruzalem werden hiervan uitgesloten. De Joodse wijk in Hebron bleef eveneens onder Israëlisch bestuur. Gebied A beslaat momenteel ongeveer 17 procent van de zogenaamde Westoever en het is voor Israëlische burgers verboden er te komen.

Gebied B
In dit gebied liggen zo’n 440 Arabische nederzettingen, maar geen Israëlische dorpen. De PA is verantwoordelijk voor het civiele bestuur en Israël en de PA samen voor de veiligheid. Gebied B beslaat momenteel ongeveer 24 procent van de zogenaamde Westoever.

Gebied C
Het resterende deel van Judea en Samaria (zo’n 59 procent van het totaal) staat onder Israëlisch bestuur. Het gaat om staatsgronden, zo’n 135 Joodse steden en dorpen (exclusief Jeruzalem), en enkele honderden kleine Arabische nederzettingen. Onderdeel van het gebied zijn de Jordaanvallei en de Woestijn van Judea, met de nabij Jeruzalem gelegen ‘nieuwe’ stad Ma’aleh Adumim. Er wonen in Gebied C ruim 407.000 Joden (schatting januari 2016) en 50.000 Arabieren. De PA speelt wel een rol met betrekking tot onderwijs en medische zorg aan de Arabieren daar.

Politieke bouwprojecten van de EU
De pro-Palestijnse bouwactiviteiten van de EU in delen van Gebied C kwamen zo’n vier jaar geleden op stoom. In september 2012 maakte de EU er honderd miljoen euro voor beschikbaar. Daarvan werd voor datzelfde jaar al zeven miljoen euro rechtstreeks gekoppeld aan “de ontwikkeling van grond en basale infrastructuur”. In september 2014 werd door Brussel nog eens elf miljoen euro extra vrijgemaakt voor illegale bouwwerkzaamheden in Gebied C. De EU zoekt naar eigen zeggen met deze activiteiten “de Palestijnse aanwezigheid daar te ondersteunen en de sociale en economische ontwikkeling van Gebied C te bevorderen, welke een essentiële voorwaarde is voor de ‘tweestatenoplossing’.”

De Israëlische organisatie Regavim onderzocht de kwestie en concludeerde dat de EU alleen al in de periode 2012-2014 meer dan vierhonderd illegale bouwwerken in Gebied C had laten neerzetten. Het gaat met name om landbouw- en huisvestingsprojecten voor (nomadische!) bedoeïenen in het gebied rond de woestijnstad Ma’aleh Adumim. Met deze omsingelingspolitiek, met van opzichtige EU-vlaggetjes voorziene prefab gebouwen, lijkt de EU vooral die stad te willen isoleren en de door Israël beoogde verbinding met Jeruzalem onmogelijk te maken. Dit is niet alleen een onvoorstelbaar brutale inmenging in Israëlische zaken, het is ook een flagrante schending van de Oslo-akkoorden door een direct betrokkene (de EU is immers medeondertekenaar).

De Oslo-akkoorden bepalen dat de toekomstige status van de gebieden moet worden vastgesteld in bilaterale onderhandelingen tussen Israël en de PLO. En zij verbieden expliciet het unilateraal veranderen van de status ervan. Israël én de PA zijn in de door hen beheerde regio’s bevoegd op het gebied van de ruimtelijke ordening en zij mogen er woningbouw plegen. De EU-bouwwoede, die vanzelfsprekend gesteund wordt door de PA, zoekt echter de Israëlische aanspraken op het gebied te verzwakken, ten gunste van die van de PLO/PA.

De Israëlische reactie
De Israëlische reactie op de EU-brutaliteit is terughoudend. Zo werden op 5 juni slechts zeven prefab woningen verwijderd die de EU illegaal had laten neerzetten bij het Joodse dorpje Mitzpe Jericho. Twee weken eerder dreigde de EU-ambassadeur in Israël, Lars Faaborg, nog dat dit soort (beperkte) Israëlische (tegen)acties schade toebrengen aan de betrekkingen met de EU.

Hoeveel Arabieren en Joden in Gebied C?
In 2011 schatte een VN-instelling het aantal Arabieren in Gebied C op 150.000, inclusief 27.500 bedoeïenen (UN Humanitarian Factsheet). In januari 2013 beweerde ook een andere VN-instelling dat het om 150.000 personen zou gaan, maar “in 542 gemeenschappen waarvan er 281 geheel of voor meer dan 50 procent in Gebied C liggen” (UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs occupied Palestinian territory). Hieruit blijkt dus dat een groot deel van deze 150.000 ‘Palestijnen’ helemaal niet in Gebied C kan wonen. ‘Dus’ hebben de VN dit ‘gecorrigeerd’ in een medio 2013 verschenen rapport van het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Daarin staat dat er “naar schatting 297.000 mensen [men bedoelt kennelijk Arabieren, WK] in 532 woonwijken in Gebied C wonen”. In de kleine lettertjes schrijft OCHA vervolgens: “Sommige van deze woonwijken liggen geheel in Gebied C, maar in veel gevallen maken zij deel uit van een grotere gemeenschap die deels in Gebied A of B ligt”. Ook het demografische bedrog van de VN kent kennelijk geen grenzen.

Een officiële Israëlische schatting uit 2012 noemt het aantal van 47.560 Arabieren en in een in 2012 gepubliceerd vredesplan van de Israëlische minister Naftali Bennett wordt uitgegaan van 50.000. In zijn plan pleit Bennett voor de Israëlische annexatie van Gebied C, waar inmiddels zo’n 407.000 Joden wonen die alleen al vanwege hun aantal ‘onverwijderbaar’ zijn. Begin juni sprak ook de Israëlische minister van Landbouw Uri Ariel zich openlijk uit voor annexatie.

Doneren
Abonneren
Agenda