Sluiten

Zoeken.

Medeburgers en huisgenoten

Door Jaap de Vreugd - 

24 november 2016

soreg-middle-wall-partition-1024x428

De Griekse inscriptie die in de afscheiding rond de tempel in Jeruzalem de volkeren waarschuwde.

De gemeente is de door God na Pinksteren gecreërde plek waar de heidenen mogen delen in de voorrechten van Israël. Op indrukwekkende wijze spreekt Paulus daar ook over in Efeze 2:11–22.

Donker tekent hij de situatie van de gojiem`: zonder Christus, vervreemd van het burgerschap van Israël, vreemdelingen van de verbonden en de belofte, zonder God en zonder hoop in de wereld. Er is sprake van een scheidingsmuur: aan de ene kant Israël met de kennis van God, aan de andere kant de volkeren, verzonken in de nacht van het heidendom. Maar dit is het Evangelie: Christus heeft de scheidingsmuur afgebroken en de vijandschap in Zijn vlees teniet gedaan.

Tussenmuur

Wat bedoelt Paulus met die afgebroken muur en die opgeheven vijandschap? Het is heel goed mogelijk, dat Paulus aan een concrete muur gedacht heeft. Wie het tempelcomplex in Jeruzalem betrad kwam eerst op de zogenaamde ‘voorhof der heidenen’, waar ieder toegang had, en die door een muur gescheiden was van de volgende voorhof: de ‘voorhof van Israël’.

Op die muur stond een Grieks opschrift, dat het voor niet-Joden op straffe des doods verboden was verder te gaan. De tussenmuur die scheiding maakt … Israël heeft toegang tot het heiligdom van God, de volkeren hebben dat niet. Ze zijn zonder God en daarom zonder hoop in deze wereld.

‘De muur die scheiding maakt omheint tegelijkertijd als het ware Israël.’

Bescherming

Maar er is meer. De muur die scheiding maakt omheint tegelijkertijd als het ware Israël. Het Griekse woord, dat Paulus gebruikt, kan dat ook betekenen: omheining, omtuining. En dat is een bekende voorstelling in het Jodendom: de Thora met haar inzettingen omtuint en beschermt Israël. Er is in het Jodendom een grote mate van vrijheid in opvattingen en voorstellingen, mits je maar blijft binnen de ‘omheining van de Thora’.

En zo markeert de “wet der geboden in inzettingen bestaande” tegelijk ook de bijzondere eigenheid van Israël als volk van Gods verbond en onderscheidt het van de gojiem. De geboden en voorschriften, en de daarop gebaseerde overleveringen en tradities, Thora en halacha, maken van Israël een apart volk, een “volk dat alleen woont en onder de natiën niet gerekend wordt” (Numeri 23:9).

Vijandschap

Dat roept bij de volkeren blijkbaar gevoelens van vervreemding en zelfs vijandschap op. Het anders-zijn van Israël is een doorn in het oog van de gojiem, een struikelblok in de relatie tussen Israël en de volkeren. Dat gaat voor Paulus dus zover, dat hij niet schroomt in dit verband het woord vijandschap te gebruiken.

Dat hij geen woord teveel zegt bewijst helaas de geschiedenis; de eigenheid van Israël roept een scala van reacties op, variërend van bevreemding tot puur antisemitisme. De antisemiet Haman heeft dat treffend onder woorden gebracht: “er is een volk, verstrooid en verdeeld onder de volken, hun wetten zijn verscheiden van de wetten van alle volken” (Esther 3:8); voor Haman is dat de reden om de koning voor te stellen alle Joden “te verdelgen, doden en verdoen” (vers 12). De geschiedenis kent vele Hamans …

Verandering

Maar de komst van Jezus heeft daar verandering in gebracht! Hij heeft vrede verkondigd aan “u die veraf was (de volkeren) en aan hen die dichtbij waren (Israël)”. Hij heeft de tussenmuur die scheiding maakte afgebroken, en zo de vijandschap door het geven van Zijn eigen leven tenietgedaan; die vijandschap, die werd opgeroepen door de wet van de geboden in inzettingen bestaande.

Betekent dat nu, dat Paulus van mening is, dat Jezus door Zijn kruisdood de Thora heeft afgeschaft? Zo lazen en lezen veel christenen deze woorden. Met als consequentie, dat voor Jezus-gelovigen de Thora geen enkele betekenis meer heeft, want een christen is ‘vrij van de wet’.

Tegenstellingen

En dan worden er nieuwe tegenstellingen geconstrueerd: de ‘vrije christen’ tegenover de ‘wettische Jood’; het evangelie tegenover de wet; het Nieuwe Testament tegenover het Oude; de gemeente van Christus die uit genade leeft, en daarmee het ware, nieuwe Israël van God is, tegenover Israël dat nog uit de wet leeft als een fossiel dat zichzelf overleefd heeft. In de theologie en in de geloofsbeleving hebben deze oneigenlijke tegenstellingen funeste gevolgen.

Paulus betoogt nu juist, dat in Jezus de tegenstelling tussen Israël en de gojiem overwonnen is. Hij heeft de vijandschap tussen Israël en de volkeren in Zijn eigen vlees teniet gedaan. Hij heeft die twee: Israël en de volkeren tot één gemaakt. Hij heeft de vroegere vreemdelingen die als vijanden leefden verheven tot medeburgers en huisgenoten.

Niet afgedaan

Trouwens, Jezus zelf heeft gezegd, dat Hij niet gekomen is om de wet of de profeten af te schaffen, maar om die te vervullen (Mattheüs 5:17); dat wil zeggen: volkomen te volbrengen, maar ook de juiste betekenis ervan aan het licht te brengen, zoals Hij bijvoorbeeld doet in de direct daaropvolgende Bergrede, die volstrekt geen afschaffing van de Thora behelst, maar veeleer verdieping en verscherping van de Thora.

Het is dus nogal wonderlijk om Paulus ervan te verdenken, dat hij tegen het uitdrukkelijke Woord van zijn Meester in de Thora voor afgedaan zou beschouwen. Wat Paulus vol verwondering en blijdschap telkens weer betoogt, is dat de gojiem door Jezus erbij mogen horen! Hij ziet het zelfs als bij uitstek zijn roeping om dit geheimenis, namelijk dat ze erbij mogen horen, aan de volkeren te gaan vertellen; zie het volgende hoofdstuk vers 6: dat de heidenen mede-erfgenamen en mede-deelgenoten zijn die tot hetzelfde lichaam behoren.

Zo bezingt de apostel dus in deze verzen de principiëel nieuwe relatie die door Christus’ werk is ontstaan tussen Israël en de volkeren doordat Hij de angel van de vijandschap heeft weggenomen in Zijn volbrengen van de Thora. Nu mag dat gestalte krijgen in de gemeente van de Messias, waar Joden en heidenen samen zijn, eens wordt dat volle werkelijkheid als naar het profetisch perspectief Israël en de volkeren samen de Here dienen en prijzen.

Conclusie

Zo kan de conclusie uit het voorgaande dus alleen maar zijn: de kerk of de gemeente van Christus (kerk in de zin van instituut en gemeente in de betekenis van alle ware Christus-gelovigen) bestaat niet sinds Adam en ook niet sinds Abraham. Abraham en de gelovigen in Israël waren geen christenen avant la lettre. Israël is en blijft centraal in het heilsplan van God.

De gemeente van Christus is schepping van de Heilige Geest sinds Pinksteren, bedoeld om de gemeenschap te zijn die de gojiem de genadige gelegenheid geeft om uit de duisternis van het heidendom te treden in het licht van de God van Israël en zo, in nauwe gemeenschap met de Jezus als Messias belijdende Joden, te delen in de voorrechten van Israël, anders gezegd: opgenomen te worden in Gods verbondsgeschiedenis met Israël. Intussen gaat ook Gods verbondsgeschiedenis met Israël door. De ‘leer van de kerk’ in de traditionele theologie is aan een flinke revisie toe.

Jaap-de-Vreugd_avatar-90x90

De auteur

Jaap de Vreugd

Ds. Jaap de Vreugd is emerituspredikant binnen de Protestantse Kerk Nederland. Hij was jarenlang voorzitter van stichting Christenen voor Israël en is voor de stichting nog altijd actief als spreker...

Doneren
Abonneren
Agenda