Sluiten

Zoeken.

Ik ben de weg, de waarheid en het leven

Door Ds. Henk Poot - 

13 juni 2017

weg-1024x576

- Foto: Kelly Teague / CC2.0 Flickr.com

Eén van de teksten in de Bijbel die mij de laatste tijd bezig houdt is een heel bekende. Het is een woord van Jezus tegen zijn leerlingen en we lezen het in Johannes 14:6: ‘Ik ben de weg de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij.’ En mijn vraag is: hoe bedoelde Jezus dat?


Bedoelde Hij het als een oproep, een aansporing om in Hem te gaan geloven? Zo klinkt dat wel. Tenminste in mijn oren. Als iemand in mijn omgeving mij zou vragen: hoe kom ik bij God uit, hoe vind ik Hem? Dan zou ik kunnen zeggen: niemand komt tot de Vader dan door Jezus. En ik zou gelijk hebben.

Het punt is alleen dat deze opmerking van Jezus ook vaak gebruikt wordt met het oog op de Joden. Dan hoor ik mensen zeggen: het staat er toch gewoon, het staat er toch duidelijk, zonder Jezus geen leven met God. Dus moeten Joden zo vlug mogelijk in Jezus geloven anders gaan ze zonder God verloren. Punt uit en als ze het goed doen, kiezen ze dan ook nog de beste kerk uit.
En daar begint het dan bij mij te schuren! Alsof er iets niet klopt.

“Bedoelt Hij het misschien niet als een oproep maar als een realiteit? Dat dat het geheim is van het leven met God en dat dat altijd zo geweest is."

Want neemt nu koning David, lang geleden. Die leefde toch ook bij God? Of beter: God was dicht bij hem. Daarom kon hij psalm 23 schrijven: De Here is mijn herder … Gij zijt altijd bij mij.
Of neem het wat breder: het volk Israël. God zegt in Jesaja 52, bij de terugkeer uit de ballingschap: De Heere heeft zijn volk getroost en je hoeft niet overhaast uit te trekken, want de Heere gaat immers voor u heen en uw achterhoede is de God van Israël (vers 12). Of lees Jeremia, daar zegt God dat het onmogelijk is dat iemand de hoogte van de hemel kan meten en dat het zo ook onmogelijk is dat Hij zijn volk zal verstoten (Jeremia 31).

Met andere woorden: de Joden zijn nooit zonder God geweest. Dat ligt bij de heidenen wel anders, maar bij Israël niet: ‘Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten?’ Al zou dat zo zijn, ‘toch vergeet Ik u niet’ (Jesaja 49:15).
Maar wat bedoelt Jezus dan?

Bedoelt Hij het misschien niet als een oproep maar als een realiteit. Dat dat het geheim is van het leven met God en dat dat altijd zo geweest is. Dat de Messias, de Zoon van God in feite de dragende kracht is van het leven met God. Dat de weg naar God toe altijd via Hem heeft gelopen. En dat Hij die werkelijkheid nu aan zijn discipelen onthult.

Ik heb er wel eens op gewezen dat het woord ‘waarheid’ dat Jezus gebruikt een bijzonder vorm heeft. Emet, of zoals het geschreven wordt ‘emt’ begint met de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet en eindigt met de laatste letter. De Zoon is het begin en Hij is het einde. Hij is degene door wie alle dingen hun bestaan hebben en Hij is degene die straks als de Koning der koningen de heilsgeschiedenis met zijn komst voltooien.

Hij is de alfa en de omega. En hij is – dat is de middelste letter van het woord emet – de ‘m’, de letter die als getalswaarde 40 heeft. Dat is het getal waarmee door God in de Bijbel telkens de volkomen tijd wordt uitgedrukt. Daarom zijn er veertig dagen regens bij Noach, duurt de woestijnreis veertig jaar, is Mozes veertig dagen bij God, en wordt Jezus veertig dagen verzocht.

Met andere woorden: de Zoon, het Woord, de Messias vult met zijn aanwezigheid de tijd. Hij is de eerste en de laatste en alles er tussen in. Dat is het geheim van de schepping, van de heilsgeschiedenis, van de verzoening, van de voltooiing en van het bestaan en het leven van Israël. Het bestaan van Israël begint al voordat Israël er is, in het wezen van de Zoon. Is dat het niet wat Jezus bedoelt?

Maar zal iemand zeggen: moet er dan niet geloofd worden, voordat dat zo is! Ja er moet geloofd worden, er moet geloofd worden ter ere van God en er zal geloofd worden, maar niet ‘voordat dat zo is’. De Zoon wordt niet door mijn geloof wie Hij is.

Ik geloof, maar mijn geloof is nooit het begin geweest. Ik heb God niet overgehaald om naar mij om te zien door te geloven. Mijn geloof is niet eens iets van mijzelf. Het is – nota bene – een uitloper van het geloof van Jezus. Nee: Het is allemaal uit Hem en door Hem en tot Hem en zo was het al in tijd van David en lang daarvoor.

De auteur

Ds. Henk Poot

Doneren
Abonneren
Agenda