Sluiten

Zoeken.

Carnaval en de Joden

21 februari 2020

jodenhoed-middeleeuwen

Een afbeelding van een Jood met 'Jodenhoed'.

“Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk. Allen die mij zien, bespotten mij; zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak op de HEERE gewenteld – laat Die hem bevrijden! Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is.”

— Psalm 22: 6-8

Carnaval, van oorsprong een gekerstend heidens volksfeest, gaat vooraf aan de Katholieke 40 vastendagen voor Pasen. ‘Carnaval’ komt van ‘carnevale’ – vleesloos. Tijdens de Middeleeuwen besloot de Katholieke kerk de vaak immorele parades te ontlopen door eigen tradities te creëren. De Italiaanse bevolking keek uit naar het feest; de Joodse gemeenschap niet.

De Joodse minderheid die in de Europese Pauselijke staten woonden werden niet afgeslacht, maar wel gediscrimineerd en vernederd. In 1215 moesten Joden gele merktekens op hun kleding en punthoeden dragen. Paus Paulus II introduceerde in 1466 de eerste “Jodenrace” waar jongens, oude mannen en buffels op verschillende dagen moesten rennen.

Paus Leo X (1513-1521) stond toe dat een Jood, achterstevoren zittend op een ezel, door de stad geleid werd terwijl hij de staart van het dier in zijn hand hield. Niet alleen de joelende menigte maar ook de Paus vond de ‘begrafenis van de rabbijn’ parodie prachtig.

Tijdens de Reformatie verklaarde Paus Paulus IV dat de Joden door eigen schuld door God veroordeeld waren tot eeuwige slavernij.

“Wie mij zonder reden haten, zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd; wie mij willen ombrengen en om valse redenen mijn vijand zijn, zijn machtig geworden;”

— Psalm 69: 5

De Joodse gemeenschap in Rome moest naar een getto verhuizen en geestelijken probeerden hen op allerlei manieren (tevergeefs) te bekeren tot het katholicisme. Mannen moesten een ‘Jodenhoed’ dragen en vrouwen een ronde rode lap op hun kleding.

In 1585 blies Paus Gregory XIII nieuw leven in het ‘oude gebruik’ van de “Jodenrace”. Om de bevolking nog meer plezier te bieden waren Joodse mannen een paar weken voor Carnaval gevangengenomen en vetgemest. Opgedreven door soldaten te paard moesten de Joodse mannen, slechts gekleed in een lendendoek, door een joelende menigte rennen die hen bekogelde met modder, eieren, groente en dode katten. Onder het mom van onregelmatigheden moest de race vaak nog herhaald worden. Naast de vreselijke vernederingen die ze ondergingen, raakten de Joodse mannen vaak gewond en vielen er zelfs doden.

“Ú kent mijn smaad en mijn schaamte en mijn schande; allen die mij benauwen, zijn U bekend. Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak; ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet, op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.”

— Psalm 69: 20,21

Niet vanwege de onmenselijke praktijken maar om de publieke orde te bewaren werd de ‘Jodenrace’ in 1668 door Paus Clement IX afgeschaft. In plaats daarvan moesten Joodse afgevaardigden op de eerste carnavaldag een speciale, hoge belasting betalen. Voor de ogen van het joelende publiek moest de Joodse mannen, gekleed in korte broeken en lange capes, eer betonen aan de leiders van de stad.

In de 18e en 19e eeuw werden rabbijnen uit het Roomse getto gedwongen door de straten te marcheren in gekke kleding, waarbij ze door de joelende menigte bekogeld werden. Paus Gregory XVI stopte dit gebruik, maar de Joden moesten nog steeds opdraaien voor de kosten van carnaval door middel van een speciale belastingheffing.

En dan, op Aswoensdag, veranderden de uitgeladen feestvierders weer in vrome, ingetogen christenen. In rouwkleding aten zij veertig dagen lang geen vlees en mediteerden zij over Christus’ offer voor hen…

Doneren
Abonneren
Agenda