Tijdens het Pesachfeest en in de Thoralezingen Va’era en Bo nemen de tien plagen een speciale plaats in. De Eeuwige liet de plagen over de farao en zijn hele volk neerkomen. Deze plagen gebruikte de Eeuwige niet alleen als middel om druk uit te oefenen om daarmee de vrijlating van Zijn volk uit de slavernij af te dwingen. Maar Hij gebruikte het ook om aan het hele Egyptische volk te laten zien wie Hij is en om aan hen de omvang van Zijn macht over de hele schepping te tonen.
De tien plagen hadden daarnaast nog een specifiek doel, dat de Eeuwige in Exodus 12:12 nadrukkelijk aan Mozes bekend bekendmaakte: “Ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER.” Eigenlijk liepen de Egyptenaren toen net zo gebukt onder de slavernij als de Israëlieten, maar dan nog vele malen erger. Natuurlijk niet zozeer als slaven van de farao, maar veel meer als slaven van hun afgoden, die zowel alle facetten van hun dagelijkse leven alsook hun zielen in een stevige greep hielden.
De Eeuwige had met de plagen dus zowel de bevrijding van Zijn eigen volk Israël alsook de bevrijding van het Egyptische volk uit de slavernij van hun afgoden op het oog. Daarom waren de tien plagen in de eerste plaats niet als strafgericht tegen de Egyptenaren bedoeld, maar tegen de afgoden die door hen werden aanbeden, inclusief de farao zelf.
Geen sprookjesfiguren
Met de tien plagen pakte de Eeuwige rechtstreeks alle goden aan, die langs de Nijl werden vereerd, want elke plaag heeft een aantoonbare verbinding met een of ander bijgeloof uit de Egyptische mythologie. Stuk voor stuk liet de G’d van Israël aan de Egyptenaren zien dat Hij ver uitsteekt boven de goden die door hen werden aanbeden. Hiermee bood Hij de Egyptenaren de mogelijkheid een keuze te maken om net zo goed als de Israëlieten ook uit hun eigen – geestelijke – slavernij bevrijd te worden.
De goden die zij dienden, waren immers niets anders dan demonen! Wij nuchtere westerlingen moeten niet zo naïef zijn te denken, dat de Egyptische goden slechts verzinsels zijn, die op een rijke fantasie berusten. Kijk uit! Ze zijn echt geen sprookjesfiguren, maar reële bovennatuurlijke boze machten die weliswaar verslagen zijn, maar nog steeds actief, zij het onder andere namen en in andere gedaanten.
Van hun voetstuk gestoten
Ten tijde van de farao’s was het geloof in de Egyptische afgoden de officiële staatsgodsdienst en iedere god of godin had zijn of haar specifieke taak of functie, waarop men in bepaalde situaties een beroep kon doen. Omdat de mensen door bijgeloof werden beheerst, durfde niemand te twijfelen aan de macht van deze afgoden. Daardoor gingen ze dus eigenlijk gebukt onder hun heerschappij en op de eerste plaats onder die van de farao, die zelf werd gezien als een god.
Aangezien zijn eigen positie afhankelijk was van de vrees voor de goden kon de farao dus niet toegeven aan de eisen van Mozes en Aäron. Als hij zou bezwijken onder de plagen zou zijn eigen volk zien hoe onmachtig hijzelf en al hun goden waren ten opzichte van de almacht van de G’d van Israël. Daarom bleef hij hardnekkig weigeren de Israëlieten te laten gaan, maar de gevolgen waren schrikwekkend.
Met iedere plaag pakte de Eeuwige diverse Egyptische afgoden aan. In Exodus 12:12 zei Hij zelf: “Ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want Ik ben de HEER.” Daarin is de Eeuwige zeer zeker geslaagd. Met de tien plagen die Hij over Egypte zond, beantwoordde Hij ook op niet mis te verstane wijze de vraag van de farao: “‘Wie is die HEER, dat ik hem zou gehoorzamen?’ vroeg de farao. ‘Waarom zou ik de Israëlieten laten gaan? Ik ken de HEER niet en de Israëlieten laat ik niet gaan’” (Exodus 5:2).
Na de tiende plaag kende hij de Eeuwige wel degelijk en liet hij Israël maar al te graag gaan, want “hun goden waren door de HEER van hun voetstuk gestoten” (Numeri 33:4). Deze goden waren volkomen machteloos en niet in staat om de plagen af te wenden. Zij konden niet tegen Hem op!
Machtiger dan alle andere goden
Door de eeuwen heen hebben talrijke wetenschappers geprobeerd, de tien plagen op natuurlijke wijze te verklaren, maar zij zijn er niet in geslaagd. Zij waren niet in staat om uit te leggen hoe het kon dat elke plaag precies op dat tijdstip en in die omvang begon, die de Eeuwige bij monde van Mozes van te voren aankondigde, en onmiddellijk stopte op het moment dat Mozes daarom bad.
Ook is het nog steeds onmogelijk te verklaren hoe het komt dat de Israëlieten er geen last van hadden. Zo blijven er slechts twee mogelijkheden over: òf men schrijft alles toe aan de toeval, òf men geeft toe, dat hier daadwerkelijk sprake is van een bovennatuurlijk ingrijpen, waarmee de G’d van Israël aan iedereen Zijn absolute gezag toonde. Ik geloof in dat laatste.
Ook Jetro, de schoonvader van Mozes geloofde daarin: “Mozes vertelde zijn schoonvader uitvoerig hoe de HEER omwille van Israël tegen de farao en Egypte was opgetreden, en ook welke moeilijkheden ze op hun tocht ondervonden hadden en hoe de HEERE hen daaruit had gered. Jetro verheugde zich erover dat de HEER Israël zo veel weldaden had bewezen en hen had gered uit de handen van de Egyptenaren.
‘Geprezen zij de HEER, dat hij jullie uit de macht van de Egyptenaren en de farao heeft bevrijd,’ zei hij, ‘dat hij het volk verlost heeft van de onderdrukking door de Egyptenaren, door wie jullie met zo veel minachting behandeld zijn. Nu zie ik in dat de HEER machtiger is dan alle andere goden” (Exodus 18:8-11). Daarom kon Mozes bij de Schelfzee uit volle borst zingen: “Wie onder de goden is uw gelijke, HEER? Wie is uw gelijke, zo ontzagwekkend en heilig, wie dwingt zo veel eerbied af met roemrijke daden, wie anders verricht zulke wonderen?” (Exodus 15:11)
Werner Stauder schreef ook een uitgebreide Bijbelstudie waarin van alle tien plagen wordt uiteengezet welke Egyptische goden hiermee van hun voetstuk werden gestoten.