Toen de Romeinen in het jaar 70 de stad Jeruzalem omsingeld hadden, lukte het rabbi Jochanan ben Zakkai de stad te ontsnappen in een doodskist. Hij ging naar Javne, waar hij met zijn leerlingen het centrum voor torahstudie zou beginnen dat beslissend was voor de ontwikkeling van het Jodendom zoals we dat nu kennen.
In de Talmoed1 staat er dan: “Toen Jochanan ben Zakkai en zijn leerlingen de wijngaard van Javne binnengingen spraken zij: Er zal een tijd komen waarin de Torah vergeten is in Israël. Er staat immers geschreven dat de Heer honger en dorst over het land zal laten komen. Geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar honger en dorst naar het woord van God. En er staat geschreven, dat zij zullen zoeken van zee tot zee en rondtrekken van het noorden tot het oosten, zij zullen heen en weer trekken om het woord van God te zoeken en zij zullen het niet vinden. Het Woord van God betekent: halacha, hetwoord van God betekent: de voleinding, de profetie, de volstrekte harmonie met de lessen van de Torah. Laten we daarom beginnen bij Hillel en Sjammai.”
En daarmee deden zij wat het hele Jodendom, van oost tot west, van orthodox tot liberaal vandaag de dag nog steeds doet: beginnen bij Hillel en Sjammai.
Hillel en Sjammai leefden aan het begin van onze jaartelling. Zij waren het bekende laatste paar van de vijf paren soferiem, de oudste traditieoverdragers.2 In de rabbijnse geschriften zijn honderden discussies op het gebied van de halacha (Joodse wetgeving) te vinden die gevoerd worden tussen de zgn. huizen van Hillel en Sjammai. Hillel neemt daarin meestal de creatievere, lossere mening voor zijn rekening terwijl het huis van Sjammai vaak de logischer strictere variant verwoordt. Tekenend hiervoor is het volgende verhaal:
“Een andere keer kwam er een heiden bij Sjammai en vroeg hem: ‘Ik wil mij bekeren, maar onder de voorwaarde dat u mij de hele Torah leert terwijl ik op één been sta.’ Sjammai werd kwaad en gaf de heiden een klap met de meetlat die hij toevallig in de hand had. Daarop ging de heiden naar Hillel en vroeg hem: ‘Kunt u mij de hele Torah leren terwijl ik op één been sta?’ ‘Wat je wilt dat jezelf niet overkomt, doe dat ook een ander niet aan,’ antwoordde Hillel, ‘dat is de hele Torah en de rest is commentaar. Ga heen en leer’.”
Hillel gaat wel in op de vraag, maar blijkt niet vrijblijvender dan Sjammai, want de opdracht die hij meegeeft ‘ga heen en leer’ duurt een leven lang.
De verschillen tussen de beide scholen konden overigens naast elkaar bestaan, mede vanwege de visie van Hillel dat een deel zich niet moest afsplitsen van het grotere geheel van het volk. Het jodendom staat mede hierdoor overigens nog steeds niet negatief tegenover het meningsverschil. Over het algemeen ging dit dus goed, hoewel er ook een verhaal is uit de tijd van de Joodse opstand, dat de leerlingen van Sjammai vanwege een meningsverschil een slachting aanrichten onder de leerlingen van Hillel. Vanwege dat soort fanatisme staat de visie van Sjammai in de Talmoed dan ook lager aangeschreven. Of zoals in de Talmoed staat: de hemelse stem zei: “beide zijn de woorden van de levende God, maar de halacha is volgens de school van Hillel.”3
Ook is de school van Hillel bekend geworden vanwege de zeven middod,4 of uitlegregels, die aan hem worden toegeschreven. Dit zijn regels die nog steeds volop gebruikt worden om de halacha uit te leggen en verder te ontwikkelen. Zoals er over Plato is gezegd dat de hele filosofie slechts voetnoten bij zijn gedachten zijn, zo bouwt de hele rabbijnse literatuur voort op de halachische discussies die Hillel en Sjammai in gang gezet hebben.
Er zijn vaak paralellen getrokken tussen de woorden van Hillel en de woorden van Jezus die de hele Torah op een vergelijkende manier samenvat. Het lijkt dan ook niet vreemd dat Jezus op dat moment in gesprek is met leerlingen van Hillel.5 Een bekende leerling van Hillel is Gamaliël II, die vervolgens weer een zekere Saulus van Tarsus onder zijn leerlingen had. Het is fascinerend dat rond dezelfde tijd, het begin van de eerste eeuw, in ‘uiteenlopende interpretaties van de Joodse geschriften, de Tora, de grondslag gelegd wordt zowel voor het rabbijnse Jodendom als voor het Christendom.’6 Reden genoeg om ze in samenhang te bestuderen zodat joden én christenen tot verdere inzichten komen.
Daniël Drost (32) is theoloog en betrokken bij een missionair project in de wijk Kruiskamp in Amersfoort. Daarnaast is hij werkzaam in een nachtopvang voor dak- en thuislozen in Amersfoort.
1 Vertaling van de Talmoedcitaten door A.A. de Boer Wijsheid en verhalen uit de Babylonische Talmoed.
2 Musaph-Andriesse Wat na de Tora kwam, p. 31
3 Tomson ‘Als dit niet uit de Hemel is…’, p. 47,48
4 Strack/Stemberger Introduction to the Talmud and Midrash, p. 17
5 Neusner Dictionary of ancient Rabbi’s, p. 195
6 Ottenheim Disputen omwille van de Hemel, p. 11