Soms zet een vertaling je op het verkeerde been. Neem nu Romeinen 9:6.
Paulus begint Romeinen 9 met op te noemen wat de voorrechten van zijn volk zijn. Hij noemt er acht, o.a. dat zij zonen van God zijn en dat zij de verbonden en de beloften ontvangen hebben. Maar de vraag die hij op tafel legt is of de Joden die voorrechten verspeeld hebben als zij (nog) niet in Jezus geloven. Sommige christenen in Rome denken dat.
Paulus antwoordt dat het onmogelijk is dat Gods Woord vervallen is, maar zegt hij: ‘Niet allen die van Israël afstammen, zijn Israël’. Met andere woorden: Gods beloften veranderen niet, maar Israël is veranderd! Alleen Joden die in Jezus geloven zijn nog Israël. Maar met deze vertaling ga je de mist in.
God blijft trouw aan zijn beloften én aan de positie van heel Israël.
Wat Paulus bedoelt is dit: Niet alle kinderen van Abraham waren uitverkoren, alleen Isaak. Bij Rebekka maakte God zelfs scheiding tussen haar kinderen toen ze nog niet eens geboren waren.
Maar bij Israël was dat niet zo. Alle zonen van Israël (Jakob!) bleven zonen zonder onderscheid. De goede vertaling van vers 6 is dan ook: ‘Zijn niet allen die van Israël afstammen Israël?’ God blijft trouw aan zijn beloften én aan de positie van heel Israël.
Vandaar zijn conclusie in vers 16: Het hangt dus niet van ons willen, lopen, of geloven af maar van God, die zich over Israël en ons ontfermt. Dat geeft de doorslag.