Het begrip tikoen olam komt uit het Aleinu leShabeach-gebed dat drie maal per dag als afsluitend gebed wordt opgezet. Het begrip betekent zoiets als het herstellen of vervolmaken van de wereld. Het begrip duikt nog wel eens op in gesprekken met Joden. tikoen olam is een onderdeel van de opdracht van het Joodse volk in deze wereld.
Wanneer ik rabbijn Chaim Eisen om uitleg vraag over dit begrip, legt hij er direct de nadruk op dat het begrip niet los staat van wat er in het gebed op volgt: “In het gebed spreken we onze verwachting uit van de komst van Zijn koninkrijk. Daarin zeggen we: Takein olam leMalchut Shaddai – ‘vervolmaak de wereld onder de heerschappij van de Almachtige’. We moeten niet uit het oog verliezen dat die twee begrippen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Deze wereld heeft herstel nodig. Alles wat verkeerd is gegaan, moet worden rechtgezet. Maar dit kan alleen gebeuren onder Gods heerschappij. Het is geen humanistische, utopische droom. Onze inspanning voor het herstel van deze wereld is alleen mogelijk, duurzaam en betekenisvol, wanner we dit doen onder Gods heerschappij. Het vereist een geestelijke inspanning en toewijding aan één doel en dat is God zelf.”
Dienen we God of onszelf?
“Als we de wereld willen herstellen zonder daarmee uiteindelijk uit te willen komen bij het koninkrijk van God, kan onze inspanning niet duurzaam zijn. Je kunt als atheïst werken aan het verbeteren van de wereld, maar uiteindelijk blijft het zonder betekenis. Maar wij geloven dat God ons doelbewust heeft geschapen met de bedoeling om aan dit plan mee te werken. Het is Zijn genade dat wij als het ware Zijn ondergeschikte partners mogen zijn in het herstel van Zijn schepping. Zonder die basis onder onze inspanningen worden onze pogingen om de wereld te verbeteren hopeloos gehandicapt en zelfs contraproductief. Want zonder die basis zijn al onze inspanningen uiteindelijk bedoeld als ‘nuttig voor onszelf’ en daarmee komt het neer op egoïstische motieven. De juiste houding is dat we ons inspannen om Hem te dienen.”
In Israël en vanuit het Jodendom wereldwijd zien we buitengewoon veel initiatieven om de wereld te verbeteren. Ook bij niet-gelovige Joden. Is ‘tikoen olam’ niet een beetje onderdeel geworden van het ‘DNA’ van het volk?
“Ik geloof niet in de notie van een ‘DNA’ of etnische uniciteit van het volk Israël. Maar het is zeker een opdracht die we indrinken, die geworteld is in de Joodse traditie. En met betrekking tot Joden die ogenschijnlijk goed doen zonder in God te geloven, wil ik graag het volgende vertellen: Een bekende rabbijn had de gewoonte om, wanneer iemand hem vertelde dat hij absoluut niet in God geloofde, te zeggen ‘vertel me over die god waar je niet in gelooft. Ik weet zeker dat ik ook niet in hem geloof’. Waarmee ik wil zeggen dat ‘ongelovigen’ vaak een karikatuur van God hebben gemaakt die ze afwijzen. Ze weten gewoon niet beter. Maar er zijn veel mensen die zonder het bewust te zijn, onzelfzuchtig goed doen uit Goddelijke genade. Andersom zijn er mensen die ogenschijnlijk zeer toegewijd lijken aan God en veel goeds doen, maar dit in feite uit egoïstische motieven doen. Waaruit maar blijkt dat God zich aan ons openbaart als de Gever.”
Het begrip ‘tikoen olam’ veronderstelt dat de wereld een betere plaats zou moeten worden. Maar de wereld lijkt juist steeds slechter te worden. Veel christenen gaan hier ook van uit. Jezus zegt over het einde der tijden dat het zal worden zoals ‘de dagen van Noach’. Hoe kijkt u hier tegenaan?
“De notie hierachter vinden we terug in de Joodse traditie – waarvan ik zeker ben dat Jezus deze ook heeft gekend en heeft uitgesproken – dat de Messias zal komen in een wereld die óf volkomen rechtvaardig is, óf in een wereld die volkomen schuldig is. En aan de ene kant zien we dat er een angstwekkend decadente geest van wetteloosheid heerst in veel delen van deze wereld. Deze tijd begint inderdaad steeds meer te lijken op de ‘dagen van Noach’. Aan de andere kant zien we ook dat datzelfde onderscheid tussen ‘volkomen rechtvaardig’ en ‘volkomen schuldig’ zich steeds meer gaat aftekenen in individuele mensen. Er zijn steeds minder ‘lauwe hypocrieten’ die een beetje van dit en een beetje van dat zijn. Iedereen kiest een kant. En in dat proces merk ik, vooral in Europa, waar de wetteloosheid steeds meer toeneemt, dat de krachten van goddelijkheid ook toenemen. Er zijn geen grensgevallen meer. Vroeger liepen de strijdlijnen tussen naties, nu lopen ze door gezinnen. Ben ik vóór of tegen God? Ieder van ons moet deze vraag beantwoorden en wel of niet deelnemen in het doel waartoe God ons op deze aarde heeft geschapen.”
Hoe geef je praktisch invulling aan ‘tikoen olam’?
“Door, zoals in Deuteronomium staat, ‘in Zijn wegen te gaan’. Hoe kunnen wij dat doen? Hij is een verterend vuur! Hoe kunnen wij ooit in Zijn wegen gaan? De Joodse traditie leert ons dan dat God Adam en Eva kleren gaf. Hij kleedde de naakten. Kleed jij dan ook de naakten. God bezocht Abraham nadat hij besneden was. Hij bezocht de zieken. Bezoek jij ook de zieken. God zegende Isaak nadat Abraham was overleden. God troostte de treurenden. Troost jij ook te treurenden. En zo gaat het door. Als wij deze kleine dingen doen uit toewijding aan God, brengen wij goddelijkheid in de wereld en maken we de wereld een betere plaats.”