Geografie
Judea en Samaria, een teken in de tijd
Door Ds. Henk Poot
Artikel
Gevorderd
In 1967 kwam de oude stad van Jeruzalem weer in handen van Israël. Joden konden weer bidden bij de westelijke muur van het tempelplein. Dat gebeurde tijdens een oorlog die de vernietiging van de Joodse staat als inzet had. Binnen zes dagen was die oorlog voorbij. Dat was een groot wonder. God doet trouwens wel meer wonderen in zes dagen. Maar niet alleen Jeruzalem werd herenigd in 1967, dat gold ook voor Judea en Samaria.
Omstreden land
Vijftig jaar is in de Bijbel een jubeljaar en in een jubeljaar komt alle grond weer terug bij de oorspronkelijke eigenaar. God had zijn land verdeeld onder de stammen en die stammen weer onder de gezinnen. Maar door allerlei omstandigheden kon het gebeuren dat land verkocht moest worden. Sommige mensen werden armer en anderen rijker. Maar eens in de vijftig jaar zette God de klok terug.
Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1948 en ook al de maanden daarvoor had de jonge staat Jordanië niet alleen de oude binnenstad van Jeruzalem met de Joodse wijk bezet, maar ook allerlei Joodse dorpen ingenomen en vernietigd. Al gauw raakte het bezette gebied bekend als de Westbank. Dat was een logische naam vanuit Jordanië gezien. Die bezetting betekende vooral dat een groot deel van de Jordaanvallei en Samaria een militaire zone werd. Er was geen sprake van dat het gebied zou worden uitgeroepen tot een zogenaamde Palestijnse staat. Dat idee leefde ook helemaal nog niet zo. Veel Arabieren die in de regio woonden waren afkomstig uit allerlei andere streken en landen en voelden zich veel meer lid van de grote Arabische islamitische gemeenschap dan nieuwe burgers van een eigen natie.
In de Zesdaagse oorlog van 1967 veroverde Israël het gebied en liet het aanvankelijk voor wat het was. Een paar dorpen die in 1948 waren verwoest, werden opgebouwd. Daar bleef het bij. De Joodse staat hield het gebied achter de hand om het voor vrede terug te geven aan Jordanië. Maar die vrede kreeg ze niet. Na de oorlog van 1973 en nadat de regering van Menachem Begin aantrad, gingen Joden Judea en Samaria binnen om daar nieuwe dorpen te stichten of om, zoals zij dat zeiden, het land dat woest en leeg was, te verlossen.
De bewoners van de Joodse nederzettingen hadden in het begin een goed contact met de Arabieren uit de omgeving. Joden deden boodschappen in Gazastad. Ze gingen na de sabbat een drankje drinken in Ramallah. Arabieren gingen op hun beurt bij de Joden naar de dokter of de tandarts. Dat veranderde radicaal na de zogenaamde Oslo-akkoorden in het begin van de jaren negentig. De PLO die eerst Jordanië en later Libanon op stelten had gezet en onder aanvoering van Yasser Arafat domicilie had gekozen in Tunesië, mocht Judea en Samaria binnenkomen en kreeg in grote gebieden, met name in de steden, autonomie.
In afwachting van een finale regeling werd het gebied verdeeld in A, B en C-gebieden. De A-gebieden kwamen onder Palestijns bestuur, de C-gebieden onder Israëlisch bestuur en in de B-gebieden bewaakte het Israëlische leger de wegen die de Joodse dorpen met elkaar verbonden.
Internationaal kwam er steeds meer verzet tegen de Joodse aanwezigheid. Men sprak al gauw over kolonisten en met een beroep op de Vierde Geneefse Conventie werd het Israël verboden om haar inwoners toe te staan zich in Judea en Samaria te vestigen. Dat beroep was niet terecht. Het ging hier om een wet van na de Tweede Wereldoorlog waarin het een natie verboden was om met geweld mensen te dwingen in veroverde gebieden te gaan wonen. Iets wat tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog op grote schaal gebeurd was.
Inmiddels vatte ook het idee post dat de Joden de Arabieren verdreven hadden van hun gebied om er hun eigen dorpen te bouwen. Ook dat was niet het geval. De nederzettingen waren niet op privégrond gebouwd maar op staatsgrond. Er waren geen Arabieren verdreven.
Inmiddels duurt de situatie voort. Er zijn vredesbesprekingen geweest tussen Joden en Palestijnen, en er zijn gewelddadige intifada’s geweest. Er is een nieuwe radicale speler op het toneel verschenen: Hamas. De Gazastrook is door Israël onder dwang ontruimd. Er zijn oorlogen geweest met Gaza. De bouw van nederzettingen is bevroren en weer mondjesmaat toegestaan. In linkse kringen is de boycot van Judea en Samaria uitermate populair. Daarbij spelen westerse traditionele kerken een dubieuze rol. Maar wat inmiddels, tegen alle verwachtingen in, ook gebeurde, is dat de Joodse inwoners inmiddels aan de derde generatie toegekomen zijn en dat er meer dan 400.000 Joden in het hartland van Israël wonen.
Het hartland
Judea en Samaria liggen voor een groot gedeelte op de bergen van Israël, die lopen van de vallei van Jizreël in Galilea tot aan Beersheba, de woestijnstad in het zuiden. Die bergen zijn strategisch van groot belang. Van daaruit kun je, militair gezien, het brede en lange kustgebied van Israël bestrijken, met de grote bevolkingscentra als Netanya, Tel-Aviv, Ashdod en Ashkelon.
Maar dat is niet de enige reden dat Judea en Samaria zo belangrijk zijn. Juist hier liggen de plaatsen en gebieden die zo nauw verbonden zijn met de Bijbelse geschiedenis van het Joodse volk. In Samaria liggen de berg van de vloek en de zegen, Sichem, de heuvel met de Terebint van Moreh, waar ooit Abram het land was binnengekomen. Shilo ligt er ook, en Bethel. In de Jordaanvallei, die zich tachtig kilometer lang uitstrekt van Bet She’an in het noorden tot Jericho in het zuiden, vinden we Mechola en Gilgal, en niet te vergeten de Jordaan zelf. Het is de streek waar Elia en Elisa geleefd en gewerkt hebben. Anatoth komen we tegen, de geboorteplaats van Jeremia. Vanuit het noorden, vanaf Sichem, loopt een eeuwenoude weg naar de Negev. Het is de oude aartsvadersroute die naar Jeruzalem gaat en uitkomt in het gebied van Juda. Daar is Hebron, waar de graven van Abraham en Sara zijn, van Isaak en Rebekka, en van Jakob en Lea. Volgens sommigen zelfs ook de graven van Adam en Eva. Volgens de Joodse traditie ligt bij Machpela zelfs de toegang tot het paradijs. Hier woonde en troonde David. Hier ligt Tekoa, waar Absalom in ballingschap ging en waar de profeet Amos woonde. Kortom, dit is het land wat als geen ander deel van Israël verbonden is met de identiteit van het Joodse volk. Het is het spirituele hart van Israël.
Als je naar de Bijbelse aardrijkskunde kijkt, is de aarde het midden van het universum. Het midden van de aarde is het beloofde land, het erfdeel van de Here. Zo wordt het ook genoemd: de navel van de aarde (Ez.38:12). Het is het land waar Gods ogen op gericht staan van het begin van het jaar tot aan het einde. Hier woont Hij zelf als de God van Abraham, Isaak en Jakob (Deut.11:11 en 12). Het heilige land heeft op haar beurt ook een midden en dat is niet Tel-Aviv. Dat behoort in zekere zin tot de rand, tot de buitenwijken. Hier heeft ooit een ongehoorzame profeet de verkeerde boot genomen om na een vliegende storm te worden thuisbezorgd door een grote vis. Nee, het hart van het land is Judea en Samaria, letterlijk en figuurlijk, met in haar midden Jeruzalem. En het midden daarvan is de berg in het land Moria, de plaats van de tempel, ‘de heiligste onder de woningen van de Allerhoogste’ (Ps. 46:5).
Judea en Samaria nemen in de finale van de heilsgeschiedenis ook een belangrijke plaats in. Het is daar dat de nieuwe koning David, de Gezalfde des Heren, de stammen van Israël zal vergaderen en weiden: ‘Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken. In een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn. Daar zullen zij zich legeren op een goede weideplaats en zij zullen in een vette weide grazen, op de bergen van Israël [...]. Dan zal Ik één herder over hen aanstellen, die hen weiden zal: Mijn knecht David. Die zal hen weiden, die zal hun herder zijn’ (Ez.34:13,14,23).
Juda zal Efraïm niet benauwen
Kijk je wat beter naar het hartland, dan zie je dat het zuiden, beneden Jeruzalem, het erfdeel van de stam Juda is. Het noorden, boven Jeruzalem, bestaat uit het gebied van de stammen Benjamin, Efraïm en Manasse, de zogenaamde Jozefstammen. We zien in de Bijbelse geschiedenis dat de twee delen van het hartland niet altijd in vrede met elkaar leefden, en dat is nog zacht uitgedrukt. In de profeet Joël verwijt God de volken dat zij Zijn land verdeeld hebben. Maar de deling van Israël als natie tekende zich al eerder af. Daarachter gaat echter een diepe geestelijke en profetische werkelijkheid schuil.
Juda en Jozef zijn allebei door God rijk gezegend. Maar er is ook een enorme rivaliteit tussen hen beiden. Juda wordt door Jakob gezegend met de belofte dat de scepter van hem niet wijken zal en dat de volken hem zullen gehoorzamen. Hij mag de stamvader van de Messias zijn. Via zijn nazaat Salmon, die trouwt met Rachab, gaat de lijn naar Boaz en David en uit het geslacht van David wordt de Messias geboren, de Leeuw uit de stam van Juda. Juda is niet de oudste, maar God heeft hem wel uitgekozen om deze waardigheid te dragen. De halfbroer van Juda, Jozef, wordt door zijn vader ‘de uitverkorene onder zijn broeders’ genoemd (Gen. 49:26). Hij ontvangt een prachtige mantel als teken dat hij de erfgenaam van zijn vader is. Het eerstgeboorterecht gaat ook van Ruben over op Jozef (1 Kron. 5:1). Via Jozef gaat het naar Efraïm, de jongste van zijn twee zonen.
De broers van Jozef zijn jaloers op hem. Juda verkoopt hem bij Sichem voor twintig zilverstukken als slaaf naar Egypte. Wij weten nu wat Juda toen nog niet wist. Dat Jozef in zijn leven een ander beeld van de Messias laat zien: degene die door zijn broers miskend en vernederd wordt, maar eenmaal verhoogd aan de wereld het leven geeft. Voordat de Messias als koning komt, wordt Hij eerst een lam.
Na de geschiedenis van Jozef en Juda lezen we in het boek Exodus dat beiden weer samen optrekken. Jozua (uit de stam Efraïm) en Kaleb (uit de stam Juda) zijn de enige twee verspieders die na de lange woestijnreis het land Kanaän mogen binnengaan. Zij vonden de beloften van God zwaarder wegen dan de politieke omstandigheden.
Jozua leidt het volk het beloofde land binnen en de strijder Kaleb verovert de stad met de reuzen, waar iedereen zo bang voor was: Hebron. Maar later gaat het weer mis. Bekend is de haat van Saul (Benjamin) jegens David. En ook na de dood van Saul blijft de relatie tussen Juda (David) en de Jozefstammen moeizaam. Ook al weet koning David Israël te verenigen met de nieuwe hoofdstad Jeruzalem, na Salomo scheiden de noordelijke stammen zich bij Sichem af onder leiding van Jerobeam, iemand uit de stam Efraïm. Er komt zelfs oorlog. Het Noordrijk gaat onder de naam Israël verder en het bestaat uit tien stammen. De stam Efraïm is de leider.
In het midden van achtste eeuw voor Christus woedt er opnieuw een heftige oorlog tussen Juda en Efraïm. Je kunt je afvragen wat toch steeds de oorzaak is. Psalm 68:17 spreekt over de afgunst van de bergen van Basan, in het noorden van Israël op de berg Sion, de berg die God zich ter woning begeerde. Gaat de strijd tussen Juda en Efraïm om de vruchteloze vraag wie in de ogen van God op de eerste plaats komt? Is het toch heimelijk de jaloezie dat God de Koning van de eindtijd geboren laat worden uit Juda?
We weten maar al te goed hoe gevaarlijk jaloezie is. Ook in het christendom is het de onderliggende emotie die geleid heeft tot weerzin en zelfs haat van het Joodse volk. Uiteindelijk zal Efraïm door haar zonden ten prooi vallen aan het grote rijk Assyrië. Opnieuw verdwijnt Jozef uit beeld. Maar wat met Efraïm gebeurt, gebeurt uiteindelijk ook met Juda. Als Jezus - de zoon naar men meende van Jozef - verkocht wordt door Juda(s) en uitgeleverd wordt aan de heidenen, gaat er een wissel om in de heilsgeschiedenis. Net zoals in de geschiedenis van Jozef gebeurde, gaat ook Juda voor een lange tijd in ballingschap (Gen.38).
Maar ooit wordt het anders en zullen de tijden van Jozua en Kaleb herleven. De profeet Jesaja zegt dat er een tijd komt dat Efraïm niet meer jaloers zal zijn op Juda ,en dat Juda Efraïm niet meer zal benauwen (Jes.11:13).
Ik geloof dat we in die tijd leven. In de inwoners van het hartland van Israël leeft de vrome pioniersgeest van Jozua en Kaleb. Ook zij vinden de Bijbelse opdracht om het land te bewonen zwaarder wegen dan de wereldpolitiek. Maar Jesaja zegt er iets bij. De liefde van Juda en Efraïm zal ontwaken in de dagen van de Messias. Dan zal er een einde komen aan hun twist. Zo ontdekken we dat Judea en Samaria meer zijn dan alleen de Bijbelse gebieden die nu al ruim vijftig jaar bij de rest van Israël gevoegd zijn. Er is meer aan de hand: Hun aanwezigheid laat zien dat we in een bijzondere tijd leven. Hun eenheid is een teken dat de Messias spoedig komen zal, de Messias die zowel de zoon van Juda als de zoon van Jozef is. De Leeuw en het Lam.
De Messias komt
Is het ook geen teken van God dat het om Jeruzalem gaat en om het erfdeel van Juda en Jozef? Zacharia profeteert dat de volken van de aarde zich aan het einde zullen verzamelen tegen Jeruzalem en Juda (Zach.12) en Ezechiël zegt dat God Jozef en Juda zal verenigen zoals je twee stukken hout met elkaar verbindt en dat Hij ze zal thuisbrengen in het land (Ez.37). Het zijn geen dingen die zomaar gebeuren.
De onafhankelijkheid van het Joodse volk in een eigen staat is niet alleen maar een reactie op de gruwelen van de Holocaust. De hereniging van Jeruzalem en van Judea en Samaria is niet alleen maar het gevolg van een oorlog die Israël wist te winnen. Het zijn profetische wonderen. God heeft de regie en Hij laat zien dat het niet lang meer duren zal of Zijn rijk breekt aan.