In de overdenking van gisteren stonden we stil bij de ‘eerstgeboren zoon’, een titel die zowel Jezus als Israël draagt. Nu heeft dit alles te maken met het Koningschap. Zoals wij weten vragen de discipelen na Pasen aan Jezus of Hij dan nu het Koningschap over Israël gaat herstellen (Hand. 1:6). Dat is geen domme vraag – zoals helaas te vaak is gezegd – maar een hele logische vraag. En weet u waarom? Omdat de profeten duidelijk laten zien dat het Koninkrijk van God alles te maken heeft met Israël. Sterker nog, Israël speelt een heel bijzondere plek daarin.

In Daniël 7 lezen we een fascinerend visioen. We zien daar de Mensenzoon die alle heerschappij ontvangt; de koninkrijken van deze aarde zullen stoppen en het eeuwige Koninkrijk van God zal beginnen (14). En het bijzondere hierin is dat de ‘heiligen van de Allerhoogste’ – zoals Daniël hier het volk Israël omschrijft – het ‘koningschap ontvangen’ (18). Niet alleen de Mensenzoon, die wij kennen als Jezus, zal het koningschap in bezit nemen en heersen, ook Zijn volk Israël zal dit doen: ‘…het koningschap en de heerschappij (…) zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste’ (27). Jezus en Israël zijn onlosmakelijk verbonden – ook in de toekomst.

Bid om de komst van het Koninkrijk van God.