Afgelopen woensdagavond bevond ik me op de bruiloft van een familielid in de Chareidi (ultraorthodox-Joodse) stad Beitar Illit, omringd door familie, blijdschap en feestelijkheid. Het was een moment van pure vreugde, waarin we de oprichting van een nieuw Joods huis vierden, tot midden in dit heilige moment zich een fluistering verspreidde door de menigte: een terreuraanslag.
Dit was tijdens de Mitzvah Tantz - een dans die diep geworteld is in de chassidische traditie. Het is meer dan zomaar een dans; het is een diepe uitdrukking van vreugde en heiligheid waarin naaste familieleden met een gartel (ceremoniële riem) in de hand met de bruid dansen.
De sfeer is doordrongen van emotie: een mengeling van nederigheid, liefde en de erkenning van het geestelijke fundament dat wordt gelegd. Het is, na de choepa, het absolute hoogtepunt van een chassidische bruiloft. En toch werd in dat heilige moment het nieuws van de terreuraanslag net buiten Beitar Illit voelbaar in de feestzaal.
Een onuitsprekelijk verlies
Een terrorist had het vuur geopend op een bus die onderweg was van Beitar naar Jeruzalem. Later die avond, op onze eigen terugweg naar Jeruzalem, reden we langs deze bus en een zee van soldaten. Maar op dat moment, terwijl ik naar het midden van de zaal liep om de dansvloer op te gaan, stopte mijn zwager mij eventjes en fluisterde hij: “Bochurim (jesjiva-jongens) in bekitsjes…”.
De details waren nog onduidelijk: geruchten over jesjiva-jongens in Sjabbat-kleding (die gedragen wordt bij familiefeesten, zoals bruiloften) die gewond waren geraakt of erger. Mijn bezorgdheid groeide nu nog meer, omdat veel van de jesjiva-jongens die vaak bij ons eten, vaste gasten en inmiddels familie-vrienden, kort daarvoor de bruiloftszaal hadden verlaten.
Zou het hun bus kunnen zijn die getroffen was? Zou het kunnen dat ‘onze jesjiva-jongens’ nu op de grond lagen te bloeden? Deze mogelijkheid alleen was al ondraaglijk, en terwijl mijn voeten dansten, bleven mijn gedachten teruggaan naar onze bochurim (jesjiva jongens).
Onze harten vulden zich met angst en tegenstrijdige gevoelens. Aan de ene kant hoopten we dat het niet “onze bochurim” waren, maar tegelijkertijd wilden we dit lot ook niemand anders toewensen. Rabbijn Menachem Mendel Morgenstern (1787-1859), beter bekend als de Kotzker Rebbe, leerde dat ware liefde voor je medemens betekent dat je hun pijn als jouw eigen pijn voelt.
Eigenlijk maakt het niet uit wie er gewond was geraakt – het was één van ons, en het verdriet was van ons allemaal. Maar de vreselijke werkelijkheid werd al snel duidelijk. Een 12-jarige jongen verkeerde in kritieke toestand. Hij was samen met zijn familie op weg naar huis, na de laatste Sjeva Brachot (bruiloftsweek-festiviteiten) van zijn oudere zus gevierd te hebben in Beitar Illit.
De terrorist had 22 kogels afgevuurd op de bus. Twee andere mensen, mannen van 25 en 40 jaar, raakten lichtgewond en een vrouw werd in matige toestand geëvacueerd. Later die avond zou deze 12-jarige jongen bezwijken aan zijn verwondingen, moge Hasjem zijn bloed wreken.
Uiteindelijk waren het niet “onze bochurim,” maar dat maakte geen verschil in de pijn want de waarheid is dat elk Joods kind ons kind is. Dit tragische nieuws kwam nog dichterbij toen ik later besefte dat ik de familie van dit jongentje ken. Ook al is de vader een Rosj jesjiva (decaan van een jesjiva) in Beitar Illit, woont het gezin in Jeruzalem, dicht bij onze synagoge. Ik zag deze jongen regelmatig, een jong, vrolijk kind vol leven en onschuld.
Alsof dat nog niet genoeg was, zagen onze oom en tante - op weg naar huis van dezelfde bruiloft - de terreuraanval gebeuren. Ze reden direct achter de bus en zagen hoe de terrorist, vanuit een auto naast hen, het vuur opende. Op een gegeven moment richtte hij zijn wapen zelfs kort op hun auto, en ze waren er al van overtuigd dat ze het niet zouden overleven.
Maar om redenen die alleen G-d kent, richtte hij zich weer op de bus en vuurde verder. Uit diepe dankbaarheid voor hun wonderlijke redding, hielden onze oom en tante de volgende dag een se’oedat hoda'ah. Een een speciale feestelijke dankmaaltijd, gehouden om G-d te danken voor een persoonlijke redding uit gevaar. Dit is een oud gebruik dat op z’n minst teruggaat tot de Tempel-periodes.
Het gebod van vreugde
Die nacht voelde het verlies en de broosheid van het leven scherper dan ooit. Het was een bus waar wij op hadden kunnen zitten, een jongen die we allemaal vaak zagen, en een tragedie dat zich afspeelde voor de ogen van familie. Op dat moment was het onmogelijk om het persoonlijke verdriet te scheiden van het collectieve lijden.
Nadat ik weer op mijn stoel zat en alle aanwezige ooms van de bruid en bruidegom zag dansen, voordat ik zelf werd opgeroepen om samen met de broers en zwagers te dansen, besefte ik hoe we geconfronteerd werden met een paradox dat al zo bekend is in de Joodse geschiedenis: vreugde en verdriet die zij aan zij bestaan.
Onze Geleerden vertellen ons in de Talmoed (Sjabbat 30b) dat vreugde en verdriet in het leven samenkomen, zoals koning Salomo schreef: "Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen; een tijd om te treuren en een tijd om te dansen" (Prediker 3:4).
Joodse geschiedenis heeft ons echter vaak gevraagd om beide tegelijkertijd te doen. En dus dansten wij ook deze avond toch maar door. Niet omdat we de tragedie negeerden, maar juist als een daad van geloof en veerkracht. Daarnaast dansten we door omdat de simcha (vreugde) zelf ook een mitsva (gebod) is.
De Joodse geleerden leren ons dat de Sjechina (G-ddelijke Aanwezigheid) rust waar de vreugde van een mitsva is, en we wisten dat deze vreugde een bron kon zijn voor alle goede dingen die ons volk zo hard nodig heeft.
Rabbijn Menachem Mendel Schneerson (1902-1994), de laatste Lubavitcher Rebbe, benadrukte vaak het belang van vreugde bij het vervullen van mitsvot, zelfs in moeilijke tijden. Vreugde, legde hij uit, is geen ontkenning van pijn, maar een demonstratie van vertrouwen dat G-d in elk moment aanwezig is. Dit wil niet zeggen dat het een eenvoudige of gemakkelijke vreugde was.
Elke stap was doordrenkt met de bitterzoete wetenschap van wat er gebeurd was. En toch werd het gebod om de bruid en bruidegom vreugde te brengen een krachtige manier om wanhoop te weerstaan, en te laten zien dat leven en heiligheid altijd zegevieren. We blijven vastberaden in het bouwen van Joodse families, en het voortzetten van de eeuwige erfenis van ons Volk.
Sjeva Brachot
We zitten momentueel in de Sjeva Brochos week, een weeklange bruiloftsviering, waarin feestmaaltijden worden gehouden om het nieuwe echtpaar te eren. Terwijl wij ons hierin verheugen blijft de uitdaging om vreugde en verdriet in balans te brengen aanwezig.
De Sjeva Brachot is een viering van het huis dat het nieuwe paar aan het opbouwen is. Maar toch blijven onze harten zwaar door het verlies van een jong leven, en de families die rouwen om zijn afwezigheid. Moge we daarom de woorden van de Baal Sjem Tov (1698-1760) altijd herinneren: “In elke donkere plek is er een vonk van G-ddelijk licht die wacht om onthuld te worden.”
En moge de dag spoedig komen waarop alle verdriet zal worden veranderd in eeuwige vreugde, zoals de profeet Jesaja heeft beloofd: “Hasjem zal de tranen van elk gezicht afwissen, en de smaad van Zijn volk zal Hij van heel de aarde verwijderen” (Jesaja 25:8). Tot die tijd zullen we dansen, rouwen en vasthouden aan de hoop dat het licht van verlossing nabij is.