Afgelopen Sjabbat hebben we gelezen hoe Jozef door zijn vader werd gestuurd om zijn broers te zoeken, maar hen aanvankelijk niet kon vinden. Terwijl hij “door de velden dwaalde,” benaderde een man hem en vroeg wat hij zocht. Jozef antwoordde: “Ik zoek mijn broers,” waarop de man hem naar Dosan verwees, waar zij naartoe waren gegaan.
Op het eerste gezicht lijkt dit een onbelangrijke gebeurtenis. Waarom zou de Thora zo’n gedetailleerd verslag opnemen van Jozef die de weg vraagt? Maar we weten dat elk woord en elke letter in de Thora een betekenis heeft, dus moet er meer achter deze passage zitten dan het lijkt.
Bij het lezen van deze verzen kwamen twee vragen bij me op:
- Het vers zegt dat de man Jozef vond. Wat betekent dit? Normaal gesproken zoekt iemand hulp als hij richting nodig heeft; je wordt niet zomaar door een ander gevonden.
- Jozefs antwoord: “Ik zoek mijn broers,” is vaag. Hij specificeert geen namen of locaties. Waarom zou hij aannemen dat deze vreemdeling wist wie hij bedoelde of waar ze waren?
Dit bracht Rasji (1040-1105) ertoe te verklaren dat deze man die Jozef aansprak in feite een engel was. Het was geen toevallige ontmoeting, maar een door G-d geleide gebeurtenis. Door dit voorval te vermelden, laat de Thora zien hoe G-d Jozefs stappen leidde. Zijn ontmoeting met deze “man” zorgde ervoor dat hij zijn broers vond, wat leidde tot zijn eigen verkoop in slavernij, en zijn latere opkomst in Egypte.
Het vermijden van deze ontmoeting was geen optie; Jozefs reis was al voorbestemd. Maar als de man echt een engel was, waarom vermeldt de Thora dit dan niet duidelijk? Waarom laat het de identiteit van de man in mysterie gehuld, en vertrouwt het op onze interpretative ervan?
Slecht verslag
Eerder in dezelfde Thora-lezing vertelt de Thora hoe Jozef een negatief verslag over zijn broers aan hun vader bracht (Genesis 37:2). Jozefs kritiek en zijn gevoel van superioriteit, mede door zijn dromen waarin de schoven van zijn broers voor de zijne buigen (37:7), kunnen erop wijzen dat hij hen onterecht veroordeelde. Dit roept de mogelijkheid op dat Jozef niet de volledige rechtvaardigheid en waarde van zijn broers zag en hen strenger beoordeelde dan wat ze verdienden.
De woorden “dwalend door de velden” kan ook een diepere betekenis hebben. Misschien weerspiegelt het Jozefs geestelijke toestand: een zoektocht naar duidelijkheid en begrip over zijn relatie met zijn broers. Misschien is dat de reden dat de Thora er voor kiest om “de man” niet duidelijk als engel te identificeren.
Want als een engel als een “gewone man” kan overkomen, en zijn ware aard alleen door subtiele hints kan worden onthult, dan zouden Jozefs broers – die allen ook tsadikiem (rechtvaardigen) waren – dan ook veel rechtvaardiger kunnen zijn geweest dan Jozef zich had gerealiseerd.
En misschien leert dit ons dat deze ontmoeting ook Jozefs laatste kans was om zijn oordeel over zijn broers te herzien, en hen met meer compassie en nederigheid te benaderen. Door de identiteit van de man/engel in mysterie te hullen, laat de Thora ons denken over de diepere lessen over perceptie, oordeel en de verborgen hand van G-ds voorzienigheid.
Terugkeer van een dode
Dit doet denken aan een gebeurtenis uit de 17e eeuw met rabbijn Yaakov Ashkenazi, schoonzoon van de rabbijn van Vilnius. Tijdens een periode van onrust werden rabbijn Yaakov en een vriend ontvoerd en als slaven verkocht. Ze werden van elkaar gescheiden, en R’ Yaakov belandde in uiterst moeilijke omstandigheden, volledig afhankelijk van zijn ontvoerders.
Op een dag werd zijn ontvoerder gedood - de verslagen verschillen over de exacte oorzaak: een gevecht, een ongeluk of iets anders. Rabbijn Yaakov zag hierin een kans om te ontsnappen. Hij veranderde zijn kleren met die van zijn dode ontvoerder, en wist toen te vluchten.
Ondertussen ontsnapte ook zijn vriend. Zonder te weten dat R’ Yaakov nog leefde, vond hij het lichaam van de dode ontvoerder, gekleed in R’ Yaakovs kleding. Hij ging ervan uit dat zijn oude vriend was vermoord en begroef zelf het lichaam om rabbijn Yaakov alsnog iets van een begrafenis te geven.
Hierna bracht hij dit trieste nieuws naar Vilnius. De schoonvader van rabbijn Yaakov, de “weduwe” en de hele gemeenschap, waren er nu 100% van overtuigd dat hij was gestorven. Volgens de Joodse wet kon zijn vrouw alleen nu pas als een weduwe worden beschouwd.
Zoals gebruikelijk was, begonnen er na de officiele rouwperiode, gesprekken over een nieuw huwelijk voor de “weduwe.” Maar niemand wist dat R’ Yaakov nog steeds leefde en onderweg was naar huis. Op het laatste moment, net voordat zijn “weduwe” zou hertrouwen (volgens sommigen was dit de avond voor de bruiloft), keerde R’ Yaakov terug naar Vilnius.
Zijn dramatische verhaal van overleving verraste de gemeenschap en benadrukte G-ds hand in alle gebeurtenissen. Eén van de kinderen die rabbijn Yaakov hierna zou krijgen was de Chacham Tzvi - rabbijn Tzvi Ashkenazi (1656-1718), die van 1710 tot 1714 diende als rabbijn van de Asjkenazische gemeenschap in Amsterdam, en begraven ligt in Leeuwarden.
Veel van zijn nakomelingen waren (en zijn tot aan vandaag) nauw verbonden met de Nederlands-Joodse gemeenschap, en leverden een belangrijke bijdrage aan het geestelijke en intellectuele Joods leven in Nederland. Hun nalatenschap als Thora-geleerden, gemeenschapsleiders en halachische autoriteiten heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten in de regio, en in de hele Joodse wereld.
De les
Het verhaal van R’ Yaakov laat ons zien hoe zelfs de meest duidelijke waarnemingen misleidend kunnen zijn. Zijn vriend die ervan overtuigd was dat hij zijn lichaam met eigen ogen had gezien en begraven, was later geschokt toen hij erachter kwam dat rabbijn Yaakov eigenlijk nog leefde.
Dit weerspiegelt ook weer de gebeurtenissen in de Thora-lezing van afgelopen Sjabbat met Jozef, en geeft ons diepe lessen over oordeel, perceptie en G-ds verborgen plannen. Toen Jozef slecht sprak over zijn broers geloofde hij oprecht dat zijn beschuldigingen gerechtvaardigd waren. En toch, zoals ook Rasji en andere commentatoren verklaren, had Jozef hun acties verkeerd begrepen.
Zijn ontmoeting met “de man” in het veld kan een G-ddelijke hint zijn geweest om zijn oordeel over zijn broers te heroverwegen. De vaagheid in de Thora over de identiteit van de man zien we ook terug in de les van rabbijn Yaakov Ashkenazis verhaal. Net zoals een engel eruit kan zien als een gewone man, kan schijn bedriegen en kunnen wij ook anderen verkeerd beoordelen wanneer we denken hun ogenschijnlijk foute daden te zien.
Beide verhalen benadrukken de noodzaak om anderen gunstig te beoordelen, en te erkennen dat wat misschien wel vanzelfsprekend lijkt, een diepere waarheid kan verhullen. We kunnen iets met onze eigen ogen zien – zoals rabbijn Yaakov’s vriend - en toch ongelijk hebben.
Beide voorbeelden herinneren ons eraan om het leven, en anderen, met nederigheid te benaderen, en te begrijpen dat we zelden het volledige plaatje zien. In plaats van snel te oordelen of negatief te spreken, zouden we moeten pauzeren, nadenken, en erkennen dat G-ds wegen ons menselijke begrip te boven gaan.