De vijand van mijn vijand is mijn vriend?
Door Yoel Schukkmann -
12 december 2024
Vorige week viel het regime van de Syrische president Bashar al-Assad, wat wereldwijd tot vreugde leidde. Maar moeten we deze val daadwerkelijk vieren?
Hoewel Assad's ondergang een zware slag is voor Iran, daagt de Joodse traditie het idee uit dat de vijand van mijn vijand mijn vriend is. In plaats van simpelweg te vieren, roept het Jodendom ons juist op om voorzichtig te zijn en altijd rechtvaardigheid en integriteit boven tijdelijke allianties te stellen.
Ethisch gedrag en integriteit
Het Jodendom legt sterk de nadruk op ethisch gedrag en integriteit. De Thora leert ons dat we onze waarden niet mogen compromitteren, zelfs niet in moeilijke tijden. Koning David schreef: "Gelukkig is de man die niet wandelt in de raad van rejsa’iem - kwaadaardigen" (Psalm 1:1). Dit leert ons dat we onze morele koers moeten blijven volgen, ongeacht de omstandigheden.
De Baalei Moesar (Joodse ethiek) leggen uit dat het ware karakter niet wordt onthuld in tijden van gemak, maar juist in tijden van uitdaging. Rabbijn Yisrael Salanter (1810-1883) benadrukte dat het aangaan van allianties met mensen die een gemeenschappelijke vijand hebben, kan leiden tot morele compromissen die de integriteit ondermijnen.
Halachische overwegingen
De Halacha (Joodse wet) geeft ons duidelijke richtlijnen voor het omgaan met anderen, inclusief vijanden. Echter, roept de complexiteit van het aangaan van allianties tegen een gemeenschappelijke vijand verschillende vragen op.
Wij hebben de verplichting om ons ver weg van het kwade te houden. Onze Geleerden in de Talmoed (Yevamot 62b) waarschuwen voor allianties met mensen die als "resja’iem" (kwaadaardigen) worden beschouwd of die immoreel gedrag vertonen, zelfs als het tijdelijk voordelig lijkt.
Dit principe is gebaseerd op het begrip dat het aangaan van relaties met dergelijke mensen onze ethische standaarden kan ondermijnen en ons kan betrekken bij hun zonden. Het aangaan van allianties met mensen die misschien een gemeenschappelijke vijand delen, maar geen ethische integriteit hebben, kan gevaarlijke gevolgen hebben.
In de Joodse wet verwijst het concept van "rodef" (achtervolger) naar iemand die een ander wilt vermoorden of serieus schade wilt toebrengen. Zelfverdediging tegen zo’n rodef is toegestaan. En hoewel dit concept voornamelijk spreekt over een Jood ten opzichte van andere Joden, verduidelijkt de Joodse wet dat het ook van toepassing kan zijn op niet-Joden.
Zo schrijft Maimonides (1138-1204) in Hilchot Rotseach (Wetten van moord 1:9) dat als een niet-Jood een Jood achtervolgt om hem schade toe te brengen, dezelfde halachische principes van zelfverdediging van toepassing kunnen zijn.
Maar, in beide gevallen, vereist het zorgvuldige overweging van hoe men omgaat met anderen in potentieel schadelijke situaties. Als iemand zich verbindt met een groep die een bedreiging vormt voor een andere partij -zelfs als ze een gemeenschappelijke vijand delen- moeten men eerst zien of hun acties gerechtvaardigd zijn binnen de Halacha.
Misleidende Allianties
De vraag of een bepaalde alliantie de middelen rechtvaardigt, wordt daarom dus cruciaal. Het aangaan van een alliantie met een rodef kan leiden tot een vicieuze cirkel van geweld of morele degradatie, wat tegen alle Joodse principes ingaat.
De Talmoed (Sanhedrin 74a) zegt dat men geen partner in het kwaad mag worden, zelfs niet als het lijkt alsof het noodzakelijk is om een gemeenschappelijke vijand te bestrijden. Daarnaast draagt de Thora ons op: "tsedek tsedek tirdof" (rechtvaardigheid, rechtvaardigheid zul je nastreven - Deuteronomium 16:20).
Rabbijn Tzadok HaKohen Rabinowitz (1823-1900) legt uit dat dit betekent dat het doel de middelen niet altijd rechtvaardigt. Als we rechtvaardigheid willen nastreven, moet dit alleen door rechtvaardige middelen gebeuren.
De Joodse traditie leert ons dat we voorzichtig moeten zijn bij het aangaan van allianties die kunnen leiden tot misverstanden of verkeerde weergaven van waarden. Het principe van "marit ajin" (schijn van onjuistheid) geeft aan dat zelfs toegestane acties problematisch kunnen worden als ze verkeerd lijken voor anderen.
Historische context
Met Chanoeka voor de deur kunnen wij ook uit die periode enkele voorbeelden vinden waar tijdelijke allianties desastreuze gevolgen hadden. - De Makkabeese opstand tegen het Syrisch-Griekse rijk is een cruciaal moment in de Joodse geschiedenis.
In het begin zien we dat de Makkabeeën verschillende Joodse facties probeerden te verenigen, inclusief hellenistische Joden die voor Joods-zelfbestuur waren, tegen een gemeenschappelijke vijand: het onderdrukkende Syrisch-Griekse regime.
Naarmate de opstand vorderde, werd echter duidelijk dat deze allianties vol morele en ideologische verschillen zaten. De interne conflicten die tussen de Joodse facties ontstonden, toonden aan dat allianties die alleen op gedeelde vijandschap waren gebaseerd, leiden tot burgeroorlog.
De Makkabeeën streefden naar vrijheid om een leven volgens de Thora te leiden, iets waar de geassimileerde Hellenistische (vergriekste) Joden juist op tegen waren. De burgeroorlog tussen Thora-getrouwe en Hellenistische Joden duurde uiteindelijk tot een aantal decennia na de herinwijding van de Tempel.
- Een ander voorbeeld van de gevaren van misplaatste allianties is het conflict tussen de Hasmoneese broers Hyrcanus II en Aristobulus II, in de 1e eeuw vgj (voor de gewone jaartelling). Hun rivaliteit om de troon van Judea escaleerde zover dat Hyrcanus de hulp inriep van de Romeinse generaal Pompeius de Grote om zijn claim veilig te stellen.
Tegelijkertijd probeerde ook Aristobulus de gunst van Rome te winnen, waardoor een scenario ontstond waarin beide zijden de Joodse soevereiniteit ondergeschikt maakten aan buitenlandse machten, enkel en alleen voor hun persoonlijke ambities.
Pompeius' tussenkomst, als een zogenaamde “neutrale” bemiddeling, leidde tot de Romeinse annexatie van Judea in 63 vgj. Het verlies van Joodse onafhankelijkheid leidde tot eeuwen van Romeinse overheersing, en uiteindelijk de vernietiging van zowel het land als de Heilige Tempel, en het begin van onze ballingschap.
Hoewel de Hasmoneese dynastie begon met haar rechtvaardige verdediging van de Thora, markeerde deze alliantie met Rome de ondergang van de dynastie. Het toonde aan hoe het prioriteren van politieke doelen boven ethische overwegingen en gemeenschappelijke eenheid catastrofale gevolgen heeft.
Val van Bashar al-Assad
Dit brengt me terug naar de val van het Assad-regime eerder deze week, wat een hedendaags voorbeeld is van de complexiteit van allianties die worden gevormd tegen een gemeenschappelijke vijand. Aanvankelijk verenigden verschillende zowel meer “gematigde” groepen als extremistische jihadistische organisaties zich tegen Assad.
In deze context kwam het gezegde "de vijand van mijn vijand is mijn vriend" op dramatische wijze tot uiting. Terwijl veel rebellen-groepen zich tegen de brute heerschappij van Assad keerden, creëerden hun verschillende ideologieën en doelen ook een onstabiele omgeving.
Jihadistische groeperingen, zoals ISIS en Al-Nusra Front – afsplitsingen van Al-Qaeda, streefden er niet alleen naar om Assad omver te werpen, maar ook om een Islamitische kalifaat in de regio op te richten. Het is inmiddels al bekend geworden dat sommigen al hebben gezworen dat Jeruzalem hun volgende doelwit is (bekijk hier het bewijs).
Veel westerse landen ondersteunden aanvankelijk de rebellengroeperingen, in de hoop dat zij zouden helpen een democratischer en vreedzamer Syrië te creëren. Naarmate het conflict zich echter verder ontwikkelde, werd het duidelijk dat veel van deze groeperingen andere doelen in gedachten hadden.
Allianties met dergelijke groepen worden vaak gemaakt tegen gevreesde bedreigingen, maar de waarheid is dat dit alleen maar leidt tot grotere ethische dilemma's, en regionale destabilisatie. Daarom is het principe "de vijand van mijn vijand is mijn vriend" beladen met potentiële valkuilen.
De Joodse traditie benadrukt daarom het belang van het behouden van onze ethische normen, het vormen van allianties op basis van gedeelde waarden in plaats van gedeelde vijandigheid, en het erkennen van de mogelijkheid van morele compromissen in schijnbaar pragmatische relaties.
Blijf waakzaam
De val van Assad is overduidelijk een zware klap voor de regionale invloed van Iran. Het verstoort de strategische corridor naar Hezbollah, en verzwakt de grip van Iran in het Midden-Oosten. En hoewel deze ontwikkeling de ambities van Teheran ondermijnt, is het van groot belang de situatie niet te simplificeren.
De Syrische opstand, die cruciaal was voor het omverwerpen van Assad, omvat extremistische groeperingen wiens opkomst verdere instabiliteit zal veroorzaken. Groepen met radicale ideologieën zullen nu het ene onderdrukkende regime vervangen door een ander, wat ernstige bedreigingen vormt voor de regionale vrede en veiligheid.
Het Jodendom leert ons om met voorzichtigheid en morele duidelijkheid op dergelijke gebeurtenissen te reageren. Hoewel we de verzwakking van de Iraanse axis als een positief resultaat kunnen erkennen, ben ik van mening dat we moeten vermijden te juichen voor groeperingen wiens ideologieën en acties in strijd zijn met waar wij voor staan.
Het is belangrijk om waakzaam te blijven tegenover de potentiële gevaren van extremistische groeperingen die misschien een tijdelijke bondgenoot kunnen lijken tegen een gemeenschappelijke vijand, maar die -zoals de geschiedenis nog leert- in feite bijdragen aan een grotere bedreiging voor vrede en stabiliteit.
In plaats van zulke groepen te ondersteunen, moeten we ons richten op het bevorderen van gerechtigheid en echtte bescherming van onschuldige levens, en zorgen dat deze overgang niet leidt tot nieuwe vormen van conflict.