Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land: een land met waterbeken, bronnen en diepe wateren, die ontspringen in het dal en op het gebergte; een land met tarwe en gerst, wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land met olierijke olijfbomen en honing;
De granaatappel, een van de zeven soorten, heetrimon in het Hebreeuws. Het Nederlandse woord komt van het Latijnsepomum– appel en granatus – zaad. Zo’n 4000 jaar v.Chr. kweekte men in Perzië (Iran) deze bomen, van de mirte-familie al. Van de in 1000 v.Chr. uit Eretz Israël geïmporteerde granaatappels maakten de Hebreeërs, die toen in Egypte woonden, gekruide wijn. Granaatappelboomtakken werden gebruikt om het Paaslam te roosteren.
De ‘kroon’ van de granaatappel vormt een davidster.
De ‘kroon’ van de granaatappel vormt een davidster.[/caption]De granaatappel representeert vruchtbaarheid, kennis, leren en wijsheid. Sommige Joodse geleerden geloven dat de granaatappel de ‘verboden’ vrucht in het Paradijs was. Een onderzoek van de Israëlische universiteit Technion bracht aan het licht dat granaatappelsap een bron van kalium en antioxidanten is. Niet alleen verlaagt het de ‘slechte’ cholesterol, maar is daarbij ook ontstekings- en kankerremmend. Dagelijks een half glas granaatappelsap drinken en drie dadels eten (ook een van de zeven soorten) is volgens het onderzoek een supergezonde combinatie.
Tijdens de maaltijd op Rosj haSjana (Joods Nieuwjaar) worden appels in honing gedoopt – voor een ‘zoet’ nieuwjaar – en ronde chala gegeten, symbool van de nieuwe jaarcyclus. Op de tweede feestavond is het gewoonte om een ‘nieuwe’ vrucht te eten die dat jaar nog niet eerder gegeten is. Velen kiezen daarvoor een granaatappel. Sefardische Joden spreken daarbij het volgende gebed uit:
“Moge het Uw wil zijn, o, Schepper, dat ons jaar rijk en overvloedig gevuld mag zijn met zegeningen, zoals de granaatappel rijk en gevuld is met zaad.”
De ‘rimoniem’ bovenop de Thorarollen.