Badend in het zweet werd ik vanmorgen wakker. Het was me niet duidelijk of dit het gevolg was van een lichte griep of de felle achtervolgers in mijn diepe dromen. Wat me wel helder voor ogen stond, was de hevige achtervolging van de afgelopen nacht. Waar het begon, weet ik niet, maar in dromen gebeuren vaak hele onverklaarbare dingen. Ik was in Frankfurt, en het was het jaar 1819.
Ik werd achternagezeten door mensen met fakkels, messen en stokken en overal klonk: ‘Hep hep genocide’. Ik keek in doodsangst om, en riep: ‘Ik ben geen Jood, echt niet.’ Maar ze hadden er geen boodschap aan. Ik rende voor mijn leven. ‘Jid, Jid! Jood, Jood! Hep, hep! Hiersolyma est perdita’ (hep) (Latijn voor ‘Jeruzalem is verloren’).
Den Haag
Dan verplaatst mijn droom zich naar Nederland. Ik ben in Den Haag. En nog altijd ben ik op de vlucht voor mijn agressieve belagers. Nog net op tijd zie ik de deur bij perscentrum Nieuwspoort openstaan. Ik vlucht naar binnen.
Behalve de jetset van Nederland zijn ook de meeste media aanwezig. De ambiance ademt internationaal recht, met Amnesty International op de troon. Hier ben ik hopelijk veilig voor de pogrom door de straten van Duitsland en Nederland.
De voorzitter neemt het woord en veroordeelt Israël en al hun ‘handlangers’ wegens genocide tot totale afzondering, isolatie, boycot en verbanning. Voordat de voorzitter is uitgesproken, besef ik dat ik weer de straat op moet. Straks pakken ze me hier ook, vlak bij het Internationaal Gerechtshof en de burelen van de Tweede Kamer.
Amsterdam
Opnieuw ren ik voor mijn leven, dit keer door de nauwe straatjes van Amsterdam. Ik ren langs het Rokin, de Herengracht en de Dam richting het Centraal Station. Mijn achtervolgers hebben me echter door. ‘Hij wil per trein ontsnappen.’ En ik loop zo in de fuik van honderd tegenstanders van Assad, dat is althans mijn eerste gedachte.
De verantwoordelijke voor de dood van 500.000 moslims van wie de namen ter plekke worden voorgelezen. ‘Mustafa, 4 jaar jong, Aleppo. Nasralla, 60 jaar oud, Beiroet. Fatima, 6 maanden jong, Damascus. Osama, 13 jaar oud, Homs’, en zo gaat het maar door, waarschijnlijk 500.000 keer.
Moslims die moslims op de meest gruwelijke wijze om het leven brachten. Niet na te vertellen. Als ik beter om me heen kijk, zie ik echter Palestijnse vlaggen. Het is het leed van de Palestijnen dat hier herdacht wordt. Ik zie tranen en bleke gezichten. Mensen zijn terneergeslagen en weten niet waar ze kijken moeten. Hier wordt het leed herdacht dat de Palestijnen is aangedaan door Israël, de duivel die het al sinds mensenheugenis op vrouwen en kinderen heeft voorzien.
Waar kan ik heen?
Ik word door mijn achtervolgers klemgezet en bij de keel gegrepen. ‘Jij hoort toch ook bij hen, jij bent toch één van hen, dat brute volk dat geen recht heeft op een woonplaats op deze aarde?’ Ik roep een paar keer dat ik ze echt niet ken en nog nooit in Gaza ben geweest.
Hun greep wordt wat losser en in een uiterste poging weet ik mij los te rukken. Ik hoor op dat moment een haan kraaien. Er komt nog een vluchtige gedachte bij me op. Wie was er eigenlijk schuldig aan de duizenden Gazanen die zijn omgekomen? Zijn Hamas en zijn beschermheer Iran niet de enige echte schuldigen? Gebruiken zij niet hun eigen kinderen, vrouwen en ouderen als schild om zelf ongeschonden te kunnen ontkomen?
Ja, er is maar één schuldige: Hamas! Net zoals Hitler tachtig jaar geleden de enige schuldige was aan de dood van 600.000 Duitse burgers bij de bombardementen van de geallieerden. Hoe kan het dat juist deze gedachten in je opkomen als je tegelijkertijd op zoek bent naar een veilige plek. Waar kan ik heen?
Wij bepalen de feiten
Ik ben uitgeput. Kan ik dan nergens meer terecht? Dan zie ik gelukkig een plaats om aan mijn achtervolgers te ontkomen: de kantoren van de dagbladen Trouw en Het Parool. De verzetskranten uit de Tweede Wereldoorlog. Zij zullen mij toch wel veiligheid bieden?
Pardoes loop ik tegen een redacteur van Trouw. Hij kijkt me grijnzend aan. ‘Ja, ja, jullie hebben in je naïviteit een klacht tegen mij ingediend hè bij de Raad van de Journalistiek. Maar je hebt buiten de waard gerekend. Zo’n zaak win je nooit, en al helemaal niet tegen ons journalisten. Wij bepalen de feiten en die worden toch lekker nooit onderzocht. Of heb je de uitspraak niet gelezen?
‘Ten slotte merkt de Raad op dat hij geen zelfstandig feitenonderzoek verricht en zich dan ook niet uitlaat over de vraag of religieuze en maatschappelijke stromingen juist zijn weergegeven en wie/welke organisatie binnen welke stroming past.’ Wij kunnen echt schrijven wat we willen. Het gaat niet om feiten, wij wijken niet voor de feiten.’
Geen plek in deze wereld
Ik roep nog dat ze me op de hielen zitten en dat mijn leven aan een zijden draadje hangt. En dan word ik wakker, kijk om me heen. Wie kan ons nog helpen? Een vriend raadde me gisteren aan om de voormalige vicepresident van Amerika, Mike Pence, naar Nederland te halen. Hij kan Nederland wellicht weer op het rechte spoor brengen.
Of anders misschien Geert Wilders. Maar ik lees net dat Geert momenteel in een nederzetting in Samaria op bezoek is. Hoeft hij eindelijk eens even geen beveiliging te hebben. Volgens mij voelt hij zich daar thuis, maar wat hebben we daar in Nederland aan?
Zal dan Mike Pence de reddende engel voor Nederland en zijn Joodse bevolking worden? Onze omhooggevallen ministers zullen ons niet redden. Als ze de God van Israël gedag gezegd hebben, zullen ze echt naar niemand luisteren. Zijzelf zijn de norm geworden. Nee, voor het Joodse volk lijkt geen plek meer in deze wereld te zijn. Israël is een mislukt project in de wereldpolitiek, maar is daar zelf als enige schuldig aan, toch?
Nog steeds slaperig loop ik uiteindelijk naar kantoor, waar ik verwelkomd word door een grote massa mensen. ‘Hep hep. Holland est perdita’ (Holland is verloren). Als ik vervolgens de trap op loop, zie ik alleen maar Israëlische vlaggen. Am Yisrael Chai. Het volk Israël leeft!
Deze column is op persoonlijke titel geschreven door Roger van Oordt. Honorair consul van de staat Israël.