Ik had beloofd om woorden uit de Bijbel te noemen die mij verrast hebben en de eerste die ik wil behandelen is de belofte van God aan Abram (Genesis 12:1-3). Nog maar net door de Heere geroepen, wijst God Abram de weg naar een nieuw land. Daar zal hij wonen in Gods nabijheid en dan zegt de Heere tegen hem: “Ik zal zegenen wie u zegenen en wie u vervloekt zal Ik vervloeken”.
Als je de geschiedenis leest, zie je dat ook gebeuren: Lot, de neef van Abram, wordt gezegend als hij met zijn oom optrekt, maar als de Farao van Egypte de vrouw van Abram afneemt, stort hij zijn land in een regelrechte crisis. En wat voor Abram geldt, geldt blijkbaar ook voor zijn nazaten: Wat wordt Potifar gezegend als hij zijn slaaf Jozef met respect behandelt.
De verbondenheid van God met Abram is intens. Nooit vergeet God wat Hij hem beloofde. In Psalm 105 wordt bezongen hoe de Heere het land aan Israël schonk – nakroost van Abraham, zijn knecht, zijn uitverkorenen worden ze hier genoemd – denkend aan het verbond dat Hij met Abraham sloot. Even later horen we in dezelfde psalm: “Hij bestrafte koningen om hunnentwil; Raakt mijn gezalfden niet aan!”
Let eens op wat er gebeurt met mensen, met groepen mensen, met volkeren die Israël liefhebben en zegenen.
Wat mij verraste was om te lezen dat de zegen aan Abram ook een van de fundamenten is van het evangelie. Als Maria zingt over de komende geboorte van haar zoon, de Messias, zegt ze dat God gedacht heeft aan zijn woorden aan Abraham. En oom Zacharias zingt dat ook, het gebeurt alles “om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken, de eed die Hij zwoer aan Abraham”. Als later Paulus zich afvraagt waarom de volkeren het evangelie meer geloven dan zijn eigen volk, schrijft hij dat Israël hoe dan ook Gods geliefden blijven omwille van de vaderen (Romeinen 11:28).
Er staat nergens dat Gods beloften veranderd zijn of door Hem vergeten. De zegen aan Abram rustte op zijn nakomelingen en rust daar nog steeds op. Gods woorden aan de aartsvader Abraham zijn niet opgedroogd en zij golden ook niet voor vijftig of voor vijfhonderd jaar. Ze zijn nog steeds actueel.
Ik zou willen zeggen: Let eens op wat er gebeurt met mensen, met groepen mensen, met volkeren die Israël liefhebben en zegenen en met mensen, met groepen mensen, met volken die Israël verguizen en vervloeken.
In de profeet Zacharia zegt God: Wie Israël aanraakt, raakt mijn oogappel aan. Hoe vergaat het Europa dat Israël boycot? Hoe vergaat het de grootste vijanden van Israël in het Midden-Oosten. En wat gebeurt er dichtbij met politieke partijen, met omroepen, met kerken en christelijke organisaties die spreken tegen Israël of Israël terzijde schuiven. Ik schrik altijd weer als het gebeurt, omdat ik besef dat het niet zonder gevolgen zal blijven. Kerken en organisaties zullen niet gelijk verdwijnen, ze zullen voorlopig nog drijven op sympathie die eerder is opgedaan, maar de glans verdoft en de zegen verdwijnt.
Je weet dat als er geen bekering komt tot de God die zichzelf de God van Abraham, Izaäk en Jakob noemt en blijft noemen (Exodus 3:15) het interen en het overleven is begonnen. Maar andersom ook – laten we dat niet vergeten. Wat een zegen komt er vrij als wij Abraham en de kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen zegenen. En dat is ook overal te zien.