Psalm 2 • De relatie tussen het volk Israël en de Messias
Door ds. Kees Kant -
18 augustus 2023
"Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit. U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk." Psalm 2:8-9
Grootse toezeggingen
De koning van Israël mag van de Heere God heidenvolken tot zijn eigendom vragen, en zelfs de einden van de aarde tot zijn bezit. Sterker nog: hij zal ze verpletteren met ijzer en ze stuk slaan als aardewerk. Dit gaat wel heel erg ver voor de koning van zo’n klein landje Israël en van zo’n klein volk.
De Bijbel vertelt wel van overwinningen van Israël op vijanden rondom, maar een wereldwijde heerschappij? Dat gaat wel erg ver. En wat doet zoiets met het aanzien van Israël? Dit klinkt haast tegengesteld aan bidden voor de vrede van Jeruzalem.
Hoe moeten we dit lezen? Voor een goede duiding moeten we eerst zien wie die koning van Israël is.
De koning van Israël
In Psalm 2 gaat het allereerst over de koning van Israël. God heeft Zijn ‘Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg’ (vers 6). Hier gaat het duidelijk over de koning van Israël in Bijbelse tijden: David en zijn zoon Salomo.
De Psalm heeft echter meerdere betekenislagen.
Dat wordt duidelijk als in vers 7 gezegd wordt: ‘De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt’. Als de Heere God aan David belooft dat zijn zoon Salomo voor Hem een huis zal bouwen, zegt Hij: ‘Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn’ (2 Samuel 7: 14). De koning van Israël wordt dus een zoon van God genoemd.
Als eeuwen later Paulus in Antiochië de synagoge bezoekt en met enkele Joden in gesprek is, dan spreekt hij over Jezus en verwijst hij naar deze tekst uit Psalm 2: ‘En wij verkondigen u de belofte die aan de vaderen gedaan is, namelijk dat God die vervuld heeft aan ons, hun kinderen, door Jezus te verwekken, zoals ook in de tweede psalm geschreven staat: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt’ (Handelingen 13: 32-33).
Dit verband tussen Jezus en de zoon in Psalm 2 wordt ook bevestigd in Hebreeën 1:5 en 5:5. Vers 8 en 9 mogen we Messiaans zien en betrekken op de Messias, Jezus Christus. Hij wordt de grote Koning van Israël. Als de ultieme Zoon van God past het Hem ook om de heidenvolken en de einden der aarde als bezit te krijgen. Ja zelfs hen te hoeden en waar nodig in stukken te slaan.
Messiaans
Die koning van Israël en zoon van God beweegt in Psalm vloeibaar over van de aardse koning van destijds naar de grote Messiaanse Koning. Hij is het die uiteindelijk de volken en de aarde in bezit krijgt en met ze doet naar Zijn goeddunken.
Dit wordt ook bevestigd in het Nieuwe Testament. Vlak voor Zijn hemelvaart zei Jezus: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde’ (Mattheus 28:18).
Beeld van Jezus
Openbaring 19 spreekt over de wederkomst van het Lam, Zijn bruiloftsmaal, en Zijn oordelen over de wereld. Johannes, gevangen op het eiland Patmos, ziet, in een geestesvervoering, Jezus komen op een wit paard en zegt dan: ‘En uit Zijn mond kwam een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God’ (Openbaring 19:15). Een overduidelijke verwijzing naar Psalm 2, waarbij dit heersen en slaan worden verbonden met Jezus.
Dit past wellicht niet bij het beeld dat wij van Jezus hebben. We zien hem vooral als de Goede Herder, die tegen ons zegt: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel; want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht’ (Mattheus 11:28).
En ook dat is Jezus, de Messias, ten voeten uit. Er is echter een hardnekkig karikatuurbeeld gegroeid waarin het Oude Testament vooral als gewelddadig wordt gezien en het Nieuwe Testament als een getuigenis van liefde, zachtmoedigheid en vergeving. Zo’n karikatuur kan ons een eenzijdig en onvolledig beeld geven van wie God is, en wie Zijn Zoon Jezus is.
Jezus Zelf vertelde dat wanneer Hij terugkomt, dat Hij de volkeren zal scheiden in schapen en bokken en hen zal oordelen over de vraag wat ze met Zijn minste broeders gedaan hebben (Mattheus 25). Ook maakt het Nieuwe Testament ons duidelijk dat voor de komst van een volmaakt koninkrijk van vrede er afgerekend zal moeten worden met de machten van de boze en de vijanden van Israël.
Aankondiging
Het was hogepriester Zacharias die op de dag van de besnijdenis van zijn zoon Johannes de Doper, vervuld van de Geest zei:
‘Geprezen zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar Zijn volk omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht. En Hij heeft een hoorn van zaligheid voor ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht, zoals Hij gesproken had bij monde van Zijn heilige profeten, die er door de eeuwen heen geweest zijn, namelijk verlossing van onze vijanden en bevrijding uit de hand van allen die ons haten, om barmhartigheid te bewijzen aan onze vaderen en te denken aan Zijn heilig verbond’. (Lukas 1: 68-72).
Zijn zoon Johannes de Doper mag de aankondiger zijn van de grote Koning van Israël die Zijn volk eens zal bevrijden van allen die hen haten.
En Israël deelt mee
Toch is met het voorgaande nog niet alles gezegd. De werkelijkheid is iets complexer. In Psalm 2 beweegt de identiteit van de koning van Israël van destijds vloeibaar over naar de grote Koning, de Messias. Die beweging is echter wel heen en weer.
De koning van Israël staat niet op zichzelf. Hij vertegenwoordigt, representeert zijn volk Israël, het Joodse volk. Zowel de koning van Israël, als het volk Israël zelf worden ‘zoon van God’ genoemd. Ook de grote Messiaanse Koning, Jezus, wordt de Zoon van God genoemd. En Jezus zal straks zitten op de troon van Zijn vader David en heersen over het huis van Jakob tot in eeuwigheid (Lucas 1: 33).
Jezus en Zijn volk Israël zijn zo diep met elkaar verbonden dat ze niet los van elkaar verkrijgbaar zijn. Als Jezus, de Koning van Israël, de heidenvolken en de aarde als Zijn bezit krijgt, dan deelt Israël daar in zekere zin in mee.
Profetie van Jesaja
Jesaja zegt: ‘Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, maar over u zal de HEERE opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. En heidenvolken zullen naar uw licht gaan en koningen naar de glans van uw dageraad (…) want de menigte van de zee zal zich naar u toekeren, het vermogen van de heidenvolken zal naar u toe komen. Een menigte kamelen zal u bedekken, de jonge kamelen van Midian en Efa. Zij allen uit Sjeba zullen komen, goud en wierook zullen zij aandragen, zij zullen de loffelijke daden van de HEERE boodschappen. Alle schapen van Kedar zullen voor u bijeengebracht worden, de rammen van Nebajoth staan u ten dienste; ze zullen als een welgevallig offer komen op Mijn altaar en Ik zal aan Mijn luisterrijk huis aanzien geven’ (Jesaja 60: 2-7).
Deze profetie gaat over de terugkeer van het Joodse volk aan het einde der tijden en het herstel van Israël. Een gevolg daarvan is dat de eer voor Israël wordt hersteld en dat de volken hun eerbetoon en kostbaarheden naar Israël brengen.
Stap verder
Jesaja gaat zelfs een stap verder en zegt dat de volken zullen meehelpen aan de terugkeer van het Joodse volk en ‘koningen zullen uw verzorgers zijn en hun vorstinnen uw voedsters. Zij zullen zich voor u neerbuigen met het gezicht ter aarde en zij zullen het stof van uw voeten likken’ (Jesaja 49: 22).
Dit eerbetoon aan Israël krijgt een nederig en dienstbaar karakter. In het Nieuwe Testament is het Simeon die in de tempel Jezus mag zien met eigen ogen, en dan zegt: ‘een licht om de heidenen te verlichten en om Uw volk Israël te verheerlijken’ (Lucas 2: 32).
Alles wordt anders
Van verheerlijking van Israël door de volken is in onze tijd bepaald nog geen sprake. De volken keren zich vandaag meer en meer tegen Israël, en het antisemitisme groeit. Dat zal straks heel anders worden. Israël zal dus in zekere zin delen in de heerschappij die aan de grote Messiaanse Koning van Israël zal worden gegeven.
Psalm 111: 6 zegt zelfs: ‘Hij heeft de kracht van Zijn werken bekendgemaakt aan Zijn volk door hun het erfelijk bezit van de heidenvolken te geven’. Israël zal straks een grote rol spelen in de komst van het Koninkrijk. Er is een niet te onderschatten blijvende diepe band tussen Jezus en Zijn volk Israël.
Ook wij doen mee
Nog gecompliceerder wordt het wanneer we zien dat ook wij als christenen meedelen in die heerschappij van Israëls Messiaanse Koning. Johannes op Patmos ziet de mensenzoon tussen de kandelaren die tegen hem zegt: ‘En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen’ (Openbaring 2: 26-27).
Het is de naar de hemel opgevaren Jezus, Die in Zijn glorie tot Johannes spreekt. Hij refereert aan Psalm 2 en zegt dat Hij die macht van Zijn Vader ontvangen heeft. Maar zij die met Hem overwinnen en woorden in acht nemen, mogen hierin meedelen. Het is haast te huiveringwekkend om hierover in praktische zin na te denken.
Dit sluit aan bij het feit dat deze opgevaren Jezus ook op meerdere momenten in het boek Openbaring tegen Johannes zegt dat wie overwint, met Hem op de troon mag zitten (Openbaring 3:21) en weer levend mag worden en met Christus als koningen mogen regeren (20:4).
Psalm 2 spreekt over machthebbers die samenspannen tegen de Heere en Zijn gezalfde. Die gezalfde is de koning van Israël en met hem het volk Israël. De koning en zijn volk zijn niet te scheiden. Die gezalfde is uiteindelijk vooral de grote Gezalfde, de Messias, de Koning van Israël. En met Hem is naast het volk Israël ook Zijn gemeente verbonden. En wie met de Gezalfde overwint mag met Hem heersen als koningen op aarde.
Samen met Israël mogen we delen in die grote verwachting van de komst van de Messias, Jezus Christus, en delen in Zijn Koninkrijk van vrede.