Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

'Was ik maar omgekomen, en niet mijn zoon'

Door ds. Oscar Lohuis - 

30 maart 2022

Oscar Lohuis in Oekraine update

Dagelijks worden groepen Joodse vluchtelingen uit allerlei plaatsen in veiligheid gebracht. Foto: Sveta Soroka

Woensdagmorgen 30 maart. Gisteren is zo’n volle en intensieve dag geweest, dat ik helemaal geen tijd heb gehad om iets te schrijven. ‘s Morgens hebben Nick en Charlotte mij veel verteld en laten zien van het werk van Pilgrims International. Zij vangen ook vluchtelingen op (het huis naast de caravans waarin wij sliepen zit er vol mee), hebben centra van Teen Challenge opgericht, waar verslaafden hulp krijgen, en zijn vijftien jaar geleden begonnen met een huis voor tienermeisjes. In Moldavië worden jonge meisjes uit de dorpen soms verkocht door hun ouders of ontvoerd door mensenhandelaren. In die vijftien jaar zijn al meer dan 25 meisjes jarenlang opgevangen en gered uit deze hel.

We hebben het huis waar deze meisjes wonen bezocht, en ik ben diep onder de indruk. Wat Charlotte en haar team hier doen, voorkomt dat meisjes uit deze omgeving achter de ramen terechtkomen van het Red Light district van Amsterdam. Daarnaast hebben zij in Moldavië diverse gemeenten opgericht. Johannes en Charlotte hebben veel contact met allerlei Baptisten- en Pinkstergemeenten, en mogen veel betekenen voor de kerken. Er gebeurt zo veel goeds te midden van een samenleving waarin zo veel nood is.

Aan de grens

Na een lange rit komen we rond het middaguur aan bij de grens met Oekraïne. We gaan lopend de grens over. Precies op dat moment komt de bus met 34 vluchtelingen aan. Het is de eerste keer dat er een grote groep vluchtelingen uit Marioepol bij zit, 16 van de 34 mensen. Ik ben blij om Koen Carlier en andere medewerkers van het team in Oekraïne die ik ken, te zien. Ik word gelijk aan een oudere dame ‘gekoppeld’ om haar bagage te dragen, want we moeten best ver lopen. De reismand waar haar poes in zit, wil ze zelf blijven dragen. Ze vraagt mij meteen om bij haar te blijven. Op de gezichten van velen zie ik bezorgdheid en spanning.

Als we bij de douane aan Oekraïense kant staan, komt er ineens een man in een heel oude rolstoel aan. Hij wordt door zijn kleinzoon begeleid, en zij komen pal naast mij staan. De oude man is er slecht aan toe. Hij zit te kermen in zijn rolstoel. Ik vraag wat er gebeurd is. Zijn huis, niet ver van Kiev, is gebombardeerd. De voorgevel van het huis is op zijn enige zoon terechtgekomen. Hij moest daar wegvluchten zonder zijn zoon onder het puin vandaan te kunnen halen. Huilend zegt hij tegen mij: ‘Was ik maar omgekomen, en niet mijn zoon.’ Op de vraag hoe lang het geleden is, zegt hij: ‘Twee weken ongeveer, maar ik ben zo gedesoriënteerd dat ik de tel kwijt ben.’ Hij weet nog niet waar hij aan de andere kant van de grens naartoe zou moeten gaan.

De man moest wegvluchten, zonder zijn zoon onder het puin vandaan te kunnen halen.

Met mijn oude dame ben ik door de douane gegaan en daarna naar de opvanglocatie net over de grens. Heel bijzonder hoe de mensen van een evangelische gemeente daar dag en nacht klaarstaan om de vluchtelingen eten en drinken te geven. Dit wordt mede gefinancierd door Christenen voor Israël. Ik zie hoe dankbaar die mensen zijn voor alle zorg en hulp die ze krijgen. ‘Spaciba, spaciba’, (dankjewel, dankjewel) zeggen ze de hele tijd. De busreis van de grens naar hoofdstad Kishenov (zo’n vier uur) heb ik gebruikt om sommigen van de vluchtelingen uit Marioepol te interviewen.

Messteek

De eerste is een vrouw van rond de zeventig jaar. Op 24 maart is haar man omgekomen door een bomaanslag. Ze zaten in de schuilkelder, maar door de rookontwikkeling na de bomaanslag is haar man voor haar ogen gestorven. Hij had al langer problemen met zijn longen. Met een groep hebben ze de schuilplaats vervolgens verlaten. Wat ze daarna hebben meegemaakt, is niet te beschrijven.

‘Mijn man werd op 6 mei 1945 geboren, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Nu is hij in de ‘Derde Wereldoorlog’ gestorven. Er was niemand om hem naar boven te dragen. We moesten hem in de schuilkelder achterlaten. Dat we hem niet hebben kunnen begraven, voelt alsof er een mes in mijn hart gestoken is. We moesten echter naar buiten, we moesten weg daar. De hele stad werd gebombardeerd. Alle appartementengebouwen waren veranderd in ruïnes, stonden in brand en waren zwartgeblakerd. De vliegtuigen bleven maar komen om alles te bombarderen. We sliepen buiten. Er was geen water, gas, elektriciteit of voedsel. We hadden ook geen dekens om ons te verwarmen. En het mobiele netwerk om mensen te kunnen bellen, lag er ook uit. We voelden ons op dat moment meer dier dan mens.’

Dat we hem niet hebben kunnen begraven, voelt alsof er een mes in mijn hart gestoken is.

‘Ik wist niet waar mijn dochter, schoonzoon en hun kinderen waren. De hele stad werd gewoon verwoest, net als Leningrad (Rusland) in de Tweede Wereldoorlog. Het was echt een horrorscenario. Heel soms kon er een bus of auto de stad verlaten. Er stonden enorme rijen mensen. Iedereen wilde weg. Ik moest betalen en was ook bereid alles te betalen wat ik had. Uiteindelijk lukte het me om per bus te vluchten. In de synagoge van Zaparohze bracht iemand me in contact met de mensen van Christenen voor Israël. Zij hebben me vervolgens naar hun opvanglocatie in het westen van Oekraïne gebracht. Daar was het perfect. Voedsel, een veilige haven en vriendelijke gezichten. Ik heb er gewoon geen woorden voor.’

Theater in Marioepol

Het verhaal van het echtpaar dat ik daarna interview, is nog schrijnender. Samen met 1500 anderen zaten zij in het theater in Marioepol dat gebombardeerd werd. Het nieuws over dit bombardement ging vorige week de hele wereld over. Bij dit bombardement zijn honderden mensen omgekomen. Een paar dagen later zit ik met het echtpaar te praten in de bus die onderweg is naar Kishenov. De vrouw is voortdurend in tranen, haar stem bijna weg vanwege alle emoties. Ik besef dat ik met getraumatiseerde oorlogsslachtoffers onderweg ben. Ook deze mensen hebben alles, maar dan ook alles verloren. Ze hebben nu besloten naar Israël te gaan, en wij mogen hen daarbij helpen.

Ik kan even niet verder schrijven, want ik krijg hoofdpijn van het schrijven op het kleine scherm van mijn mobiele telefoon terwijl we over de zeer hobbelige wegen van Moldavië rijden. In ieder geval mag ik even deel uitmaken van heel bijzonder werk. Levens worden gered. Een Joods gezegde luidt ‘Wie één leven redt, redt de hele wereld.’ Aan het eind van de busreis beginnen alle vluchtelingen in koor ‘Spaciba, spaciba, spaciba’ te scanderen. Zo dankbaar zijn ze.

tekst gaat onder de foto's verder

 0

Tijdens de busrit in gesprek met Joodse vluchtelingen.

Hoe kunt u helpen?

Christenen voor Israël regelt vervoer vanuit Oekraïne naar Moldavië en Roemenië, van waaruit Joodse vluchtelingen naar Israël vliegen. Een busrit kost €4000,-. Dat is omgerekend €100,- per persoon. We verwachten dat er de komende tijd nog veel bussen zullen vertrekken. Dit kan alleen mogelijk gemaakt worden met uw steun. Helpt u mee? Doneer dan hieronder. Bedankt voor uw betrokkenheid en steun!

Oscar Lohuis

De auteur

ds. Oscar Lohuis

Doneren
Abonneren
Agenda