Lezen: Ruth 4:9-22
Ruth kwam uit Moab. Moabieten mochten niet trouwen met Israëlieten (Deuteronomium 23:4). Maar misschien gold dat vooral voor Moabitische mannen. Hoe dan ook, in de Joodse traditie wordt Ruth gezien als de eerste proseliet. Dat blijkt uit wat ze tegen Naomi, haar schoonmoeder, had gezegd: ‘uw volk is mijn volk en uw God is mijn God’ (Ruth 1:16). Ze omhelsde het volk van haar schoonmoeder en ze omhelsde de God van haar schoonmoeder. Daarin mag ze nog steeds een voorbeeld zijn.
Ook Ruth was weduwe, net als Tamar. Maar nu was er iemand die de verplichting van het zwagerhuwelijk op zich nam, ook al was hij de tweede in lijn: Boaz. Hij is volgens de genealogie in Matteüs trouwens een zoon van Rachab, de vrouw die Jericho aan de Israëlieten uitleverde. Uit het huwelijk van Boaz en Ruth wordt een zoon geboren die de opa van de grote koning David zal zijn.
Zo wordt Ruth stammoeder van de Messias, die niet alleen over Israël zal regeren, maar ook de volken – dus ook ons – met de God van Israël zal verbinden. Zodat de volken die woorden van Ruth zullen nazeggen: uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.