Op het hoogste punt van de Via Sacra in Rome staat een bijna 2000 jaar oud monument dat het begin van onze ballingschap herinnert: de ereboog van Titus. Titus was de Romeinse generaal die Jeruzalem en de Heilige Tempel verwoeste in het jaar 70 en later keizer werd. De afbeeldingen op deze ereboog laten zien hoe de Romeinen de buit van de Tempel naar Rome dragen. Een toonbroden-tafel, menora en zilveren trompetten zijn duidelijk te zien.
In tegenstelling tot bijna alle andere afbeeldingen van de Menora die wij hebben, zijn die op de ‘boog van Titus’ gemaakt door kunstenaars die toegang hadden tot de voorwerpen uit de Heilige Tempel. Die stonden destijds op slechts vijf minuten loopafstand van de boog tentoongesteld in de zogenaamde ‘Vredestempel’ (waarvan de bouw, samen met die van het beroemde Colosseum en andere gebouwen bekostigd werd met de buit uit de Heilige Tempel). De Talmoed vermeld dat ook Thorageleerden deze heilige voorwerpen in Rome bezochten en rouwden om het verlies ervan.
Symbool
Kort na de dood van Titus bouwde zijn broer en opvolger, Domitianus, de ereboog in het jaar 81; slechts tien jaar na de overwinningsparade van de Romeins-Joodse oorlog. De boog is gemaakt van marmer en is 13,5 meter breed, 15,5m hoog en 4,75m diep. De doorgang is 8,3m meter hoog en 5,36m breed. Boven op de boog stond vroeger waarschijnlijk een standbeeld van Titus in een wagen voortgetrokken door olifanten. Op zicht een zeer indrukwekkend monument, maar ook al is het is de oudste nog staande ereboog in Rome, voor ons Joden heeft hij altijd gediend als een nare herinnering aan onze bittere ballingschap.
Je sleepte mijn arme volk ons land uit, en leidde hen in ballingschap om nooit meer terug te keren. Je ging terug naar Rome -het machtigste rijk op aarde- in glorie en triomf. Maar Titus, waar ben je nu?
Eeuwenlang vermeden Joden deze plaats en weigerden ze er doorheen te lopen. Zo sterk was deze afkeer dat het een lokaal Joods gebruik werd om dit niet te doen. De boog symboliseerde de vernedering van het Jodendom en het begin van onze ellende. Deze afkeer werd versterkt door het gedrag van de Kerk, voor wie de boog symbool kwam te staan voor de ‘vervanging van Jeruzalem door de kerk van Rome’ en daarmee ook de ‘goddelijke straf’ voor de Joden voor het afwijzen van de christelijke messias. Zo liet paus Paulus IV (1555-1559) bijvoorbeeld, de Joden, die hij had gedwongen in een getto te leven, een eed van trouw afleggen aan de boog van Titus.
Waar ben je nu?
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was rabbijn Yosef Kahaneman (1886–1969), de decaan van de talmoedschool in het stadje Ponovitz, op bezoek in het Britse Mandaatgebied Palestina. Van hieruit bleef hij in het begin van de oorlogsjaren zijn school op afstand leiden, maar toen de nazi's Ponovitz binnenvielen, werd de jesjiewa vernietigd en alle studenten vermoord. In 1944, slaagde rabbijn Kahaneman erin om de school te herstellen; dit keer in wat vier jaar later de Staat Israël zou worden. Na mislukte pogingen om Europese Joden te redden, concentreerde hij zich vooral op het ontwikkelen van Joodse gemeenschappen in Israël en zette hij veel weeshuizen op. Iets wat natuurlijk veel geld kostte. Om voor al deze instituten financiën te werven, reisde hij veel over de hele wereld. Een van deze reizen bracht hem naar Rome.
Samen met Dr. Mosje Rothschild kwam hij laat in de nacht aan. Dr. Rothschild keek uit naar een warme hotelkamer en een warme kop thee, maar de rabbijn had iets anders in gedachten: hij stond erop onmiddellijk naar de boog van Titus gebracht te worden. Het kon niet wachten tot de ochtend. Bij aankomst stapte hij uit de auto en bleef hij in de ijskoude regen staan, staarde een tijdje naar de boog, zette zijn lange jas en hoed goed, en riep toen luid: “Titus! Titus haRasja (kwade Titus)! Let goed op wat er is gebeurd. Je sleepte mijn arme volk ons land uit, en leidde hen in ballingschap om nooit meer terug te keren. Je ging terug naar Rome -het machtigste rijk op aarde- in glorie en triomf. Maar Titus, waar ben je nu? Wat is er geworden van de glorie dat Rome was? Wat is er geworden van het onoverwinnelijke rijk dat voor altijd zou duren? Maar het Joodse volk is nog steeds hier en blijft bloeien. Titus, Mir Zennen noch do ... Awoe Bist Du? (Jiddisj: “wij zijn hier nog, maar waar ben jij?")
Wat rabbijn Kahaneman zei was: het Joodse volk is er nog steeds terwijl de Romeinen, en al onze oude vijanden, allang verdwenen zijn. En ja, hij had gelijk. We zijn er nog steeds en zullen er altijd zijn; want ook al staat er in elke generatie iemand op om ons te vernietigen, G-d zal ons altijd redden uit hun hand.