Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

De opstanding van Israël

Door Ds. Henk Poot - 

25 juli 2022

De opstanding van Israel

In een visioen vol dramatiek ziet de profeet Ezechiël dat de Heere Zijn volk zal terugbrengen uit de ballingschap. De hoop van Israël is niet vervlogen. Er is een nieuwe toekomst. En die toekomst zien wij voor onze ogen vervuld worden.

Het dal van de dorre doodsbeenderen

‘De hand des Heeren kwam op mij, en de Heere voerde mij in de geest naar buiten en zette mij neer in een dal’; dat vol was vol beenderen’. Zo begint het visioen dat Ezechiël krijgt. Het is niet de eerste keer dat de Heere hem meeneemt en neerzet tussen beelden van wat allemaal gebeuren zal. Maar dit keer is het met een ongekende dramatiek. Botten en schedels, dorre knekels, in de zon gebleekte geraamtes van mensen, van Joden, een ravijn vol. Een stem klinkt uit de hemel, terwijl Ezechiël vol huivering langs de randen van het dal loopt. De stem doorbreekt de doodse stilte en vraagt: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen herleven?’ De profeet kan geen  ‘ja’ zeggen en durft geen ‘nee’ zeggen. Wat overblijft is een stamelend: ‘Heere, Heere, Gij weet het’.

Even later roept de profeet het woord van God uit over de vallei van de dood: ‘Gij dorre beenderen… Zo spreekt de Heere, Heere: Zie Ik breng geest in u en gij zult herleven’.

En dan, als Ezechiël gezegd, geproclameerd heeft wat hij moest zeggen en de stilte weer terugkeert… Nee, nog eerder, terwijl hij nog het woord van God aan het spreken is, reageren de knekels. Met een groot geruis komen de beenderen in beweging, voegen zich aaneen, gaan staan, worden bekleed met spieren, met vlees, met huid, komen door de Geest van God tot leven, beginnen te stappen, te lopen, kruipen uit het dal omhoog en als een groot leger begeven zij zich in de richting van Jeruzalem.

Als het beeld vervaagt en het visioen verdwijnt, legt de Heere Zijn knecht uit wat hij zag: Het gaat om heel het huis van Israël. Het gaat om het volk van God dat zegt dat haar hoop vervlogen is en dat het met haar gedaan is. Maar God Zelf zal hun graven openen en hen terugbrengen naar het land van Israël.

En natuurlijk gaat het dan om de terugkeer uit het verre Babylon. Daarover gaat deze profetie, ongetwijfeld: ‘Onze hoop is vervlogen.’ Zo was het inderdaad: Eerst de stammen van het noordrijk Israël weg, Samaria weg, toen in 587 Juda weg, de tempel weg,… Jeruzalem, de stad van de grote Koning, verwoest. Kortom: ‘Het is met ons gedaan’. Maar dan blijkt de Heere Zijn volk niet vergeten te zijn. De poorten van Babel gaan open, God brengt na zeventig jaar een keer in het lot van Juda. En met het nieuwe bewind van de koning van Perzië gaat een deel van Gods volk terug, terug naar Sion.

God Zelf zal hun graven openen en hen terugbrengen naar het land van Israël.

In Babel hadden ze gezongen of beter geweend: ‘Indien ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete (mij) mijn rechterhand, mijn tong kleve aan mijn gehemelte, als ik uwer niet gedenk’ (Psalm 137). Maar nu weerklinkt Psalm 126: ‘Toen de Heere de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die dromen’.

Maar er is meer, heel Ezechiël 37 ademt meer. Niet alle woorden en zinnen en beloften zijn vervuld met de komst van Zerubbabel en de hogepriester Jozua, in de tijd van Zacharia en Haggaï en later Ezra en Nehemia. Er staat nog zoveel meer!

De stank van de hel

Hoe vaak zal het beeld dat de profeet Ezechiël zag, terugkeren in de geschiedenis. Hoeveel Joodse massagraven zullen er gedolven worden in de eeuwen die zouden komen? We denken aan de verwoesting van Jeruzalem door het Rome van Nero en zijn generaal Vespasianus. Meer dan een miljoen doden. Of later toen de Perzen kwamen en de islam en nog later de legers van de Kruisvaarders. De kronieken van die tijd vertellen dat het bloed van de Joden door de straten van Jeruzalem stroomde.

Een paar jaar geleden stond ik aan de rand van een ravijn in Kiev, de hoofdstad van de Oekraïne. Babi Yar, het ravijn van de grootmoeder, zo werd en wordt het genoemd. Het was er mooi, kan ik mij herinneren. Het prille lentelicht speelde door de eerste bladeren van de bomen en aan de voet van de bomen aan de rand van de vallei, speelden eekhoorns, bijna zo tam dat je ze zou kunnen aanraken.

Wie zou vermoeden dat onder het zand, onder de aarde, meters daar beneden, meters boven de werkelijke bodem van het dal geraamtes liggen. Botten, schedels, knekels van talloze kinderen, bejaarden, mannen en vrouw, vaders en moeders, gezinnen, families. Op 29 en 30 september 1941 vermoordden Duitse soldaten en hun Oekraïense helpers 33.771 Joden. Op de vooravond van Grote Verzoendag. In ons eigen land werden gedurende de oorlogsjaren 102.000 Joden vermoord, daar in Babi Yar, in twee dagen, een derde van dat aantal.

Die dagen roken naar de stank van de hel. Natuurlijk wisten de beulen dat het vlak voor Jom Kippoer was, en dat het Joodse volk dan door de geduchte dagen heengaat, waarin de boeken in het hemelse gerecht geopend worden. Natuurlijk wist de satan dat de drie woorden op de koppels van de moordenaars ‘Gott mit uns’, in de heilige taal van de Bijbel ‘Immanuël’ betekenen.

In twee dagen tijd werden 33.771 Joden vermoord. Die dagen stonken naar de hel, de geur van haat tegen God.

Voor wie de Bijbel leest, is het allemaal niet verborgen en is Babi Yar geen rimpeling, een incident in de geschiedenis van de moderne tijd. Iets wat je maar gauw moet vergeten. En wat er gebeurde in Kiev in die geduchte dagen van september was niet uniek, het was symptomatisch. Overal, in elke Oekraïens stad, Marioepol, Zaparodze, werden zij gedood. Elke stad, elk dorp, elk bos had zijn eigen Babi Yar.

Israël is de knecht des Heeren. Met Israël ging en gaat God de geschiedenis van de mensheid door. Israël, zelf door God geschapen en geformeerd om Zijn lof te zingen, om Zijn Naam te vertellen, om Zijn Woord uit te dragen. Om te vertellen aan de wereld dat er een toekomst is, dat er hoop is, dat er een God is en dat Zijn Koninkrijk komt. Israël is Gods bruggenhoofd op aarde. Israël deelt als eerste in de liefde en in de zegen van God. Maar het Joodse volk vormt ook de voorhoede van al Gods kinderen en wordt als eersten dan ook bestreden en aangevochten door de machten van de hel. Psalm 44 zegt: ‘Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij worden gerekend als slachtschapen.’ En dan klinkt in de Psalm de luide roep: ‘Waak op! Waarom slaapt Gij, Heere? Ontwaak!’.

Babi Yar, het dal van de dorre doodsbeenderen. Door het diepe ravijn, boven de met bloed doordrenkte bodem adem je de stank van de hel, de geur van haat tegen God.

Opstanding

Het is niet de eerste keer dat Ezechiël door de Geest wordt meegevoerd naar beelden van wat gebeuren zal. In hoofdstuk 3 lezen we dat de hand van de Heere op hem is en dat hij dan opstaat en naar het dal gaat. En dan staat er: ‘En zie, daar stond de heerlijkheid des Heeren… en ik viel op mijn aangezicht’. God is er dus ook. Al veel langer dan Ezechiël. Nooit heeft Hij Zijn volk uit het oog verloren.

En dan zien we dat de Geest des Heeren machtiger is dan de dood. Het Woord van God is zoveel machtiger dan de propaganda en de leugens van de afgrond. Wie had kunnen denken dat de poorten van Babel zouden opengaan? En wie had kunnen denken dat binnen zeven jaar na Babi Yar en binnen drie jaar na de ovens van Auschwitz een vlag met de Davidster fier zou wapperen boven de parlementsgebouwen van de nieuwe staat Israël? Na een ballingschap van tweeduizend jaar? Onze hoop was vervlogen, het was met ons gedaan! Wie zou andere woorden kunnen bedenken?

Wie had kunnen denken dat in 1948 dit lied gezongen zou worden?

‘Zolang in het hart, van binnen,
Een Joodse ziel levendig is
En naar het oosten, vooruit,
Het oog naar Zion kijkt
Is onze hoop nog niet verloren
De hoop die al tweeduizend jaren leeft
Een vrij volk te zijn in ons land
Het land van Zion en Jeruzalem’

Het lied van de hoop, het Ha-Tikvah. Na het graf de opstanding. Na de ballingschap een nieuwe toekomst.

Navolging?

Ik wil het niet in een systeem passen. Ik kan het ook niet, maar wat mij bezighoudt is de parallel tussen het lijden van Jezus en het Joodse volk, waar Hij Zelf ook toe behoort. Vlak voor Zijn sterven, staat Hij bij het graf van een van Zijn beste vrienden, Lazarus. In het Hebreeuws moet hij Eleazar geheten hebben, ‘Mijn God helpt mij’. De mensen zeggen dat zijn hoop vervlogen is, zijn dode lichaam ligt al vier dagen in het graf. Maar Jezus staat voor zijn graf, laat de steen wegrollen en bidt: ‘Vader, Ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt’. Ik ken geen korter en geen geloviger gebed dan dit.

Vervolgens treedt Lazarus op de stem van Jezus aan handen en voeten gebonden uit het graf. Het is de voorbode van de dood en de opstanding van Jezus Zelf. Het wordt door de Vader Zelf bevestigt wanneer Jezus op de drempel van Zijn sterven God vraagt om Zijn Naam te verheerlijken en de Heere antwoordt: ‘Ik heb hem verheerlijkt en Ik zal hem nogmaals verheerlijken (Joh.12:28).

De verhouding tussen Jezus en Israël zijn onmiskenbaar. In Hem komt de Zoon van God en de Zoon van Abraham en David in één persoon samen. Hij is Immanuël. In Hem klopt het hart van God en het hart van Israël. Gaat Hij voor Zijn volk uit op de Grote Verzoendag op Golgotha? En Israël volgt zijn Koning door de geschiedenis heen in het lijden – zij hebben Mij gehaat, zij zullen u ook haten – en uiteindelijk ook in de opstanding. Als God Zelf daarin Zijn Naam verheerlijkt. Is de terugkeer van Israël na de grote verdrukking van de Shoa (Holocaust) en de oprichting van de staat Israël niet een verheerlijking van Gods Naam?

Maar zijn wij hier dan toch ook niet ergens? Wij zijn als gelovigen uit de volken, als kerk, toch niet buiten beeld?

We zijn in Christus met Israël verbonden. Dat hoort tot het wezen van ons geloof. En als dat zo is en het ís zo, dan moet de Shoa ons toch ook geraakt hebben? Dan dragen wij op een of andere manier niet alleen het lijden en de opstanding van Jezus met ons mee, maar ook de weg die Israël gegaan is. Dan behoort de opstanding en het herstel van Israël tot een van de grote wonderen van God die wij in de christelijke kerk belijden en waar wij de Heere voor loven.

Beelden van de eindtijd

Maar er is meer, veel meer nog, schreef ik hierboven al. Ezechiël 37 vervolgt met een beeldende profetie over de terugkeer van Israël naar het land. De profeet moet twee stukken hout nemen. Op het ene schrijft hij de naam Juda en op het andere de naam Jozef. Het ene stuk staat voor het koninkrijk Juda en het andere voor dat van het Noordrijk Israël. Zo was dat in de Bijbelse geschiedenis. Het ene volk van God was verdeeld geraakt en in tweeën gescheurd. Tweehonderd jaar lang, vanaf de kleinzoon van David Rechabeam, hadden de twee broedervolken met elkaar getwist en oorlog gevoerd, Jozef en Juda, totdat de Jozefstammen als eersten waren weggevoerd in ballingschap, maar Juda zou, zo bleek, later dezelfde weg gaan.

Eigenlijk als eens in de geschiedenis in Genesis. Maar God belooft dat de scheiding wordt opgeheven. Ezechiël moet dat laten zien met de twee stukken hout die in zijn hand tot één geheel worden. De Heere haalt niet alleen Juda, maar ook Israël terug uit de verstrooiing. Mogen de Jozefstammen voor het oog van mensen verborgen zijn, God kent Zijn volk, waar zij ook zijn.

De profeet Jesaja had al gezegd dat in de tijd van de Messias de onderlinge wedijver en strijd tussen beiden delen van Israël zou verdwijnen (Jes. 11:13). En dat is wat wij nu zien. De wereld noemt de stamgebieden van Juda en Efraïm en Manasse bezette gebieden of simpelweg de Palestijnse gebieden. Wij spreken over het Bijbelse hart van het Beloofde Land, want daar liggen de Bijbelse plaatsen als Hebron, Bethlehem, Siloh en de bergen Gerizim en Ebal.

God kent Zijn volk, waar ze ook zijn.

En Israël noemt hen Yesha, in één naam samengevoegd. Er is wel strijd tegen Judea en Samaria, maar onderling niet meer. Dat is voorbij, zoals God het beloofd heeft.

Als hoe het ooit was onder koning David.

Eén kudde en één Herder

Die naam valt dan ook in Ezechiël 37, zoals hij al eerder viel in hoofdstuk 34. In dat hoofdstuk belooft God dat Hij Zelf zal omzien naar de verstrooide schapen van Zijn volk en dat Hij hen zal weiden op de bergen van Israël. ‘Dan zal Ik één herder over hen aanstellen, die hen weiden zal, mijn knecht David’. Ezechiël 37 herhaalt dit en voegt er aan toen dat de Heere de schapen van Israël in het land tot één volk zal maken. De eenheid van Gods volk is dus ook een belofte. Niet langer zullen de kinderen van Israël verdeeld over de aarde zijn, maar zij zullen ook niet langer innerlijk verdeeld zijn.

Dat David hen als Gods herder weiden zal, brengt ons bij de belofte van God aan David zelf in 2 Samuël 7. Nadat God David gezegd heeft dat hij zijn volk zal weiden (vers 8) belooft Hij hem dat God hem een nakomeling, een zoon zal geven en dat God zijn troon voor altijd zal bevestigen. We kunnen ook denken aan Jeremia 23: 5,6: ‘Zie, de dagen komen dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken, die zal als koning heersen. In zijn dagen zal Juda behouden worden en Israël veilig wonen’.

Ook de profeet Jesaja spreekt daarover, als hij profeteert dat een Zoon geboren zal worden en dat de vrede op de troon van David en zijn koninkrijk eindeloos zal zijn.

Sommigen denken bij deze belofte dat David, de zoon van Isaï, aan het einde der tijden zal opstaan en zelf de scepter over Israël zal ontvangen. Teksten die dit vermoeden voeden zijn Hosea 3:5: ‘Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Heere, hun God, zoeken en David hun koning, en bevende komen tot de Heere en tot zijn heil – in de dagen der toekomst.’ En Jeremia 30: ‘Vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de Heere, hun God dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal’. Hoewel anderen er weer op wijzen dat het woord ‘verwekken’ niet als opwekken hoeft te worden opgevat omdat het woord veel vaker voorkomt in de Bijbel als God voor Israël richters of profeten verwekt (Ri.2:16, Jer.29:15).

Zelf denk ik aan de Heere Jezus, Die als Zoon uit het huis van David, als David ooit, over het hele en geheelde volk van God zal heersen.

Jezus zelf heeft hier, volgens mij, ook over gesproken, toen Hij in de grote rede over de Goede Herder (Joh.10) leerde dat Hij nog andere schapen heeft, die Hij moet toebrengen en dat het zal worden tot één kudde (vers 16). Ook Kajafas profeteerde daarover toen hij er, misschien onbedoeld, op doelde dat Jezus zou sterven voor het volk en om de verstrooide kinderen van God bijeen te vergaderen (Joh.11:52).

Opmerkelijk is het in dit verband, dat Ezechiël spreekt over het komende koningschap over Jakob (vers 25). Niet Abraham of Juda wordt genoemd maar Jakob. Ik meen dat de reden daarvoor is, dat alle zonen van Jakob, alle stammen dus aanwezig zullen onder het koningschap van de Messias. Zoals de engel Gabriël ook aankondigt dat God Jezus de troon van David zal geven en dat Hij koning over het huis van Jakob zal zijn.

Belofte van geestelijk herstel

God belooft niet alleen de terugkeer van de stammen van Israël, maar ook een geestelijk herstel. Dat is in de prediking van Ezechiël geen voorwaarde voor de restauratie van Israël of voor de terugkeer naar Beloofde Land, maar een gevolg van het ingrijpen van God. Hij Zelf maakt een totale verandering van Juda en Israël mogelijk.

In Ezechiël 37 wordt het zelfs beschreven als een gevolg van het goede weiden van de Gezalfde. Het roept de woorden van Jeremia in herinnering. Jeremia mocht eerder al beloven dat de Heere een nieuw verbond zou sluiten, waarin Hij de vergeving van alle zonden en het inwonen van Zijn eigen Geest zou schenken.

Word lid van

Profetisch Perspectief

In het boek van de profeet Ezechiël lezen we dat eigenlijk al in het voorafgaande hoofdstuk. Met de terugkeer en met het herstel van het land, dat zal worden als de hof van Eden (vers 35), zal God Zijn volk ook reinigen en een nieuw hart geven: ‘Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken dat Gij naarstig naar mijn inzettingen wandelt’(vers 27).

En met deze woorden en beloften betreden we de ruimte van het komende Koninkrijk van God. We horen dat de woning van de Allerhoogste voor eeuwig in het midden van Israël zal zijn (Ez. 37:27) en dat de naties van de wereld zullen inzien dat God de Heilige van Israël is, Die de wereld zegent en regeert door Zijn Gezalfde in het midden van Jeruzalem.

Ontluikende verlossing

De oprichting van de staat Israël en de komst van de Joden staat dus niet op zichzelf. Het is ook geen louter politieke zaak, het recht van een natie op een eigen land of een reactie op de eeuwenlange verdrukking van het Joodse volk. Het is meer dan staat met schaamte toegestaan door een wereld die nu de schaamte voorbij lijkt te zijn. Het is allemaal veel groter.

De opstanding van Israël en het opnieuw in zelfstandigheid bewonen van het land is door een veel grotere dan politieke macht tot stand gebracht. Het is geschied door het Woord en de Geest van God. Het is het gevolg van de God van Israël, Die is opgestaan om met de woorden van Psalm 44 te spreken. En de opstanding van Israël is het voorspel van de grote opstanding. Het is het begin van het ontluiken van de verlossing waarbij ook de verborgen beenderen van de doden van Babi Yar tot leven zullen komen om de reis naar Sion te maken.

Als het gaat om beelden van de eindtijd, besef ik me dat er ook andere beelden en tekenen zijn aan te wijzen: aardbevingen, erupties van vulkanen, epidemieën, oorlogen en geruchten van oorlogen. Maar mensen zullen zeggen dat die er altijd wel geweest zijn en ergens hebben zij gelijk. Daarom is voor mij de terugkeer van de kinderen van Israël na de Shoa, de duivelse uitbraak van de duistere machten van de hel, de zonde die zich heeft opgestapeld tot aan de hemel, God grootste teken van de eindtijd. Nota bene binnen de grenzen van dezelfde profetie van Ezechiël, binnen zeven jaar, het graf en de opstanding van Israël. En wat een voorrecht dat wij aan die terugkeer mogen meehelpen.

Dit artikel verscheen eerder in ons kwartaalblad 'Profetisch Perspectief'. Het blad zoomt in op geschiedenis en actualiteit en bevat artikelen die getuigen van liefde voor Israël.

henkpoot-1024x1024

De auteur

Ds. Henk Poot

Ds. Henk Poot spreekt als Israëlpredikant in heel Nederland over Gods plan met Israël. Voor de Israëlcursus gaat hij in op de betekenis van Jeruzalem voor de wereld en ons...

Doneren
Abonneren
Agenda