Ezechiël 37: het begint met een dal vol dorre doodsbeenderen, beeld van de ballingschap. Maar het eindigt met de herrijzenis van Israël en de komst van de Messias.
Dood
‘De hand des Heeren was op mij, en de Heere voerde mij in de geest naar buiten en zette mij neer in een dal’ (vers 1). Dat dal ligt vol met botten en schedels. God laat het Ezechiël aan alle kanten zien. En de profeet is sprakeloos. Het ravijn wijst op wat er met Gods volk gebeurt in de ballingschap, ver buiten het beloofde land. De Heere geeft zelf de uitleg: ‘Deze beenderen zijn het gehele huis van Israël. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen.’
Je kunt je afvragen waarom dat dal er zo gekomen is, wat is er gebeurd? De Bijbel zegt dat de zonden van Gods volk geleid hebben tot de ballingschap. Tenminste die van Babel. Maar dat is niet het enige dat er te zeggen valt. God heeft zijn volk gestraft, maar Babel heeft op geen enkele manier medelijden getoond. God zegt: ‘Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl ik maar een weinig vertoornd was meehielpen ten kwade’(vert. NBG 1951).
Er is een analogie tussen de weg van het Joodse volk en de weg van de Messias, de Zoon van God en de Zoon van Israël.
In het geval van Egypte en de boze Farao ligt het anders en ook als het gaat om de plannen van de antisemiet Haman. Meestál ligt het heel anders. Bij de Shoa ligt het anders. Als je al een antwoord zou kunnen geven is het de haat van duistere machten die de oogappel van God aanraken omdat Israël de Heere dient, omdat God via Israël zijn Koninkrijk opricht en omdat het heil uit de Joden is.
Een dal vol botten en schedels, mensen gedood omwille van de naam van God. Er is een analogie tussen de weg van het Joodse volk en de weg van de Messias, de Zoon van God en de Zoon van Israël. Zo ziet Israël zich in Jesaja 53 terug, het lied van de lijdende knecht des Heeren, terwijl het onmiskenbaar ook spreekt over de Gezalfde. Wat met Gods uitverkoren volk gebeurt, dat gebeurt ook met haar Koning.
Leven
Zo heeft ook Pasen een dubbele betekenis, nog steeds. Het is het feest van de bevrijding van de kinderen van Israël en van de opstanding. Je zou de weg door de Schelfzee, letterlijk ‘de zee van het einde’ zelfs kunnen zien als een beeld van de herrijzenis van de Messias. God maakte een pad in de wateren van de dood.
Maar je moet de volgorde ook omkeren: Israël gaat ook de weg van de Gezalfde. Psalm 16 vertelt dat God zijn Gunstgenoot niet prijs geeft aan het dodenrijk en Hem het pad des levens bekend maakt. Het is een psalm die Paulus gebruikt om de opstanding van Christus te verkondigen. Maar Israël volgt. De profeet Hosea zegt: ‘Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derde dage zal Hij ons oprichten en wij zullen leven voor zijn Aangezicht’ (Hos.6: 2).
Het wonder van de opstanding
Wie aan de Shoa denkt, denkt aan Babi Yar, het ‘ravijn van de grootmoeder’, een dal midden in Kiev waar in de oorlog binnen de twee dagen 33.700 Joden vermoord werden. Op de vooravond van Grote Verzoendag! Wie denkt dat het nog wel een keer met het Joodse volk gebeuren zal, omdat het past in zijn eindtijdscenario, is er nooit geweest. Is nog nooit met stomheid geslagen over het dal van de dorre doodsbeenderen en die heeft de tijden niet begrepen. Want binnen hetzelfde hoofdstuk van Ezechiël worden de doden tot leven gewekt en klimt de menigte uit het dal om op weg te gaan naar het beloofde land. Je staat met sprakeloosheid in gedachten te kijken naar wat er gebeurt. Wie had ooit kunnen denken dat de Davidster, een teken van dood in de oorlog, binnen drie jaar na de Shoa zou wapperen boven de regeringsgebouwen van een jonge staat Israël? Dat is wonder van de opstanding van Israël.
En het wordt nog mooier. Het beeld vervaagt en het wordt vervangen door een werkelijkheid, als bij de komst van de Gezalfde, de Eersteling uit de doden, de doden van het noemeloze lijden van Gods volk in de ballingschap straks als eerste de nieuwe aarde van Gods Koninkrijk zullen betreden en de Koning zijn volk zal omhelzen.