In de nacht van 9 op 10 november 1938 werden werkelijk overal in het Groot-Duitse Rijk synagogen in brand gestoken, Joodse winkels vernield en Joodse burgers opgesloten: van Aken tot het Oost-Pruisische Koningsbergen (1060 km) en van Kiel tot Villach in Karinthië (960 km).
Spottend noemden de nazi’s deze nacht Kristallnacht vanwege alle scherven van winkelruiten op straat. De Duitsers herdenken al tientallen jaren deze nacht in een groot aantal steden als de Novemberpogrom of Reichspogrom. Sommige Nederlandse kranten gebruikten in november 1938 terecht het woord pogrom.
De Duitse regering stelde het aanvankelijk voor als spontane volkswoede vanwege de aanslag door een Joodse tiener op een lid van de Duitse ambassade in Parijs maar vanuit Berlijn waren op 9 november duidelijke instructies gegeven aan de politie- en brandweerkorpsen in het hele rijk: brandende synagogen, Joodse winkelpanden en woningen mochten niet worden beschermd.
Knokploegen van SA en SS moesten in burgerkleding brandstichten en vernielen. Oberleutnant Wilhelm Krützfeld was in Berlijn de grote uitzondering. Hij redde de prachtige Neue Synagoge door de brandstichtende SA’ers te verjagen.
Psalm 74
De Lutherse predikant Dietrich Bonhoeffer bekeek de pogrom van de Kristallnacht in het licht van de Bijbel. Bonhoeffer verzette zich tegen de nazi’s samen met enkele andere predikanten, die zich hadden verenigd in de Bekennende Kirche. Bonhoeffer was diep onder de indruk van wat er was gebeurd. In zijn Bijbel schreef hij bij Psalm 74:8 de datum van 9 november 1938. Maarten Luther, de stichter van de Lutherse kerk, had die tekst als volgt vanuit het Hebreeuws vertaald:
Sie sprechen in ihrem Herzen; „Laßt uns sie plündern!“ Sie verbrennen alle Häuser Gottes im Lande” (NBV21: “‘We vagen alles weg,’ zeiden ze, en alle godshuizen in het land hebben zij verbrand”).
Bernhard Lichtenberg, domproost van de Sint Hedwigkathedraal in Berlijn sprak dezelfde gedachte uit in een preek: “Draußen brennt die Synagoge. Das ist auch ein Gotteshaus!“ In de Statenvertaling wordt niet gesproken van godshuizen’ maar van ‘Gods vergaderplaatsen.’ Een synagoge is inderdaad in het Hebreeuws een plaats van bijeenkomst voor het volk van God.
Bittere ironie
De kern van het geweld van de Kristallnacht is inderdaad het verbranden van de gebedshuizen van de Joden. De bedenkers hadden zich moedwillig gericht op de vernietiging van het hart van het Joodse leven in elke Duitse stad. In de synagoge komen Joden immers elke sabbat bijeen om te bidden en te lezen uit de Hebreeuwse Bijbel.
De uitvoerders, de knokploegen van Himmler, hadden nauwelijks kennis van wat er in een synagoge gebeurde. Wie van hen wist dat de Thorarollen die ze in brand staken de eerste vijf boek van de Bijbel bevatten? Dat de tien geboden die ze elke kerkdienst hoorden, op de Thorarol stonden geschreven in de oorspronkelijke taal waarin God ze aan Mozes gaf? De bittere ironie is dat Luther, die Psalm 74 in het Duits had vertaald, het Duitse volk opriep om alle synagogen in brand te steken. Het is een van de zeven aanbevelingen die Luther in 1543 schreef in zijn boek Von den Juden und Ihren Lügen.
Het grote zwijgen
In die nacht van de Reichspogrom stonden veel mensen in stilte te kijken naar de brandende synagogen. Treffend is wat er in Aken gebeurde. De synagoge van de oude keizerstad brandde zeven uur lang en al die tijd keek de brandweer toe. Een groot aantal inwoners van Aken was er op de ochtend van 10 november getuige van hoe het machtige gebouw met zijn twee koepels in de vlammen ten onder ging. “Als de tweede koepel instort, moet iedereen hoera roepen,” schreeuwde een nazi. Maar het bleef stil. Iemand uit het publiek ze: “Nu gaan de Joden eraan en straks wij katholieken.”
De Nederlandse kranten schreven uitgebreid over het geweld van die nacht. De Opregte Steenwijker Courant had een treffende kop: “En dit is slechts een voorspel.” Onze regering zweeg maar stelde wel onmiddellijk verscherpte grensbewaking in, want de Joodse vluchtelingen waren ‘ongewenste elementen.’ Onder druk van het parlement moest men toch een gebaar maken. “Binnenkort zullen twee barakkenkampen in het leven worden geroepen, waarin enkele duizenden Joden toevlucht zullen kunnen vinden,” zei Colijn in de Kamer. Dat werd Kamp Westerbork dat door de Nederlandse Joden gefinancierd moest worden en tijdens de mobilisatie werd gebouwd.
Klaas de Jong, auteur van Kristallnacht en Kamp Westerbork