De kunstschilder Armando woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amersfoort. Van dichtbij zag hij daar de gruwelijkheden die in Kamp Amersfoort gebeurden. Vooral de Joden hebben in dat kamp vreselijk geleden. Hij noemde de omgeving van het Kamp een ‘schuldig landschap’. Het ziet er mooi uit, maar er zijn afschuwelijke dingen gebeurd.
Zo zou je de trams die in Amsterdam de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar de treinstations brachten op weg naar Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen, ‘schuldige trams’, kunnen noemen. Natuurlijk waren de trams niet schuldig, maar de mensen die ze gebruikten voor dit doel wel degelijk, zoals het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf (GVB).
‘Het was een tragedie van onvoorstelbare omvang’, schrijven Willy Lindwer en Guus Luijters in hun boek 'Verdwenen stad'. ‘Vanaf 30 juni 1942 werd de tram voor Joden verboden, behalve voor deportatie. Die deportaties vonden soms midden in de nacht plaats. De Joden, die op deze manier weggevoerd werden, zijn vrijwel allemaal vermoord. De stad raakte voorgoed haar Joodse ziel kwijt.'
Tramlijn 8 kreeg de bijnaam ‘Jodentram’, omdat deze door wijken reed waar veel Joden woonden. Hij reed van Amsterdam Zuid via het Weesperplein en het Waterlooplein naar het Centraal Station. Toen de Joden vanaf 30 juni 1942 niet langer het openbaar vervoer mochten gebruiken, verloor deze lijn meer dan de helft van de passagiers en werd kort daarna opgeheven.
Familie Groenteman
In ‘Verdwenen stad’ lezen we een aangrijpend getuigenis van Regina Groenteman-Rosenthal (1936-2023). Zij werd bij een razzia, samen met haar vader, moeder en broertje opgehaald uit hun huis in de Pijp (‘de Jodenbuurt’), in Amsterdam. Het was een angstaanjagende gebeurtenis voor de 7-jarige Ina:
'Op 20 juni 1943, die datum vergeet ik nooit meer - het was een zondagmiddag - werd er op de deur gebonkt. Ik speelde met mijn pop, mijn broertje zat naast me en legde een puzzel. Opeens kwamen een Duitse soldaat en een Nederlander, waarschijnlijk een NSB ‘er, stampend binnen en riepen dat we mee moesten komen. Mijn vader kon nog een koffer en een deken pakken. Daarna moesten we achter hen aanlopen. We liepen niet vlug genoeg. Daarom werden opgejaagd, vooral door die Nederlander. Hij was veel erger dan die Duitser.
Zo liepen we naar de tramhalte aan de Ceintuurbaan bij de Amstel. Er stonden honderden Joodse mensen uit de buurt, van alle leeftijden, jong en oud. Toen de tram er eenmaal was, werden we erin geduwd. Je kon amper ademen, zo vol was het. Het was heel angstig. De kinderen huilden en mensen gilden door elkaar.
We werden naar het Muiderpoortstation vervoerd. Daar stond het volgepakt met mensen. Mijn ouders sleepten de koffer en het dekentje achter zich aan en toen werden we allemaal in de trein geduwd en naar Westerbork gereden.'
Na een verblijf van negen maanden in Westerbork werd het gezin Rosenthal naar Bergen-Belsen gedeporteerd. Op vrijdag 13 april 1945 werden ze bij Maagdenburg door de Amerikanen bevrijd, aldus ‘Verdwenen stad’.
Familie De Vries
Ook Virry de Vries Robles (1932-2022) vertelt in ‘Verdwenen stad’ hoe ongelukkig zij zich voelde toen zij met haar ouders werd opgehaald uit hun huis in Amsterdam West:
'Mensen uit de buurt kwamen bij ons voor de deur kijken wat er aan de hand was, De rijen werden steeds dikker. Totdat de politieauto uiteindelijk arriveerde om ons op te halen. We moesten met onze koffer langs drie, vier rijen dik bij ons voor de deur. Zonder iets te zeggen stonden ze allemaal te kijken, in doodse stilte. Ik heb me nog nooit zo ongelukkig gevoeld als toen, want ik had het idee dat ik een crimineel was die naar de slachtbank werd gevoerd.´ Virry en haar ouders werden in Westerbork bevrijd.
Ook Anne Frank en de andere onderduikers van het Achterhuis werden met de tram naar het Centraal Station gebracht. Nadat ze verraden waren, werden ze op 4 augustus 1944 opgepakt. Enkele dagen later, op 8 augustus, om ongeveer 9 uur ’s morgens, werden ze afgevoerd naar het Centraal Station. De Amsterdamse tram was het laatste wat Anne Frank van Amsterdam zag.
Gesloten dossier
Het Gemeentelijk Vervoer Bedrijf (GVB) hoefde deze tramritten niet zelf te betalen. Ze konden de rekening voor elke rit indienen bij de bezetter. De factuur van 4 september 1944 is de laatste die in rekening werd gebracht bij de Duitsers. Deze werd door hen niet meer betaald. Daarom volgden er diverse aanmaningen door het GVB. Pas in 1947 stopte men met het sturen van aanmaningen. Het dossier werd gesloten..
In een bericht in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) werd onlangs vermeld dat het Centraal Joods Overleg en het GVB bij elkaar zijn gekomen. Het GVB heeft spijt betuigd over de rol van het Gemeentevervoerbedrijf in de oorlog en noemt de facturen van deze ritten ‘afschuwelijk en wreed’. De gemeente Amsterdam stelt honderdduizend euro ter beschikking aan de Joodse gemeenschap. Verder komen er gedenktekens bij de tramhaltes aan de Plantage Middenlaan, Beethovenstraat, het Victorieplein en eventueel ook bij het Amsterdam Muiderpoortstation.
Het is verbijsterend om te lezen hoe in twee jaar tijd alle Joodse Amsterdammers uit de stad zijn weggevoerd. De ‘schuldige’ tram heeft ongeveer 48.000 Joden naar de treinstations gebracht. Omstanders stonden erbij en keken ernaar. Het is bijna onbegrijpelijk en verbijsterend dat in onze tijd het antisemitisme weer zo oplaait. Auteur en Holocaustoverlevende Primo Levi sluit zijn aangrijpende boek ‘Is dit een mens’ af met de woorden: “Het is gebeurd, dus het kan weer gebeuren.” Laten we daarom alert zijn en op de bres staan voor het Joodse volk en Israël. Zijn hebben onze steun nu meer dan ooit nodig!