Een goede vriend van ons zei laatst: ‘Als ik naar Jeruzalem ga, logeer ik het liefst in de kibboets Ramat Rachel, in de buurt van Bethlehem. Als ik dan op het balkon van mijn hotelkamer sta, kijk ik uit over de velden van Efratha en dan denk ik aan de komende Koning.’
Ik ben blij dat ik nu ook hier mag zijn. In Jeruzalem. We logeren in Ramat Rachel, de kibboets die zoveel geleden heeft onder Arabische aanvallen in de jaren ‘20 en ‘30 van de vorige eeuw. Maar nu is er weer volop bedrijvigheid. Het hotel dat door mensen van de kibboets geleid wordt, is bijna vol. Sinds het veiligheidshek er staat, zijn er bijna geen aanslagen meer in Jeruzalem en stromen de toeristen weer toe.
Als ik de balkondeuren van onze hotelkamer opensla, en de velden van Efrata zie, dan besef ik: hier is het allemaal gebeurd, 2000 jaar geleden. Hier is de Heiland der wereld geboren in een stal. Of misschien was het wel een grot die gebruikt werd als stal voor de dieren, zoals een zeer oude christelijke traditie zegt. Ook nu zijn er nog veel van zulke grotten te vinden rondom Bethlehem.
Bethlehem, de stad waar David geboren is (1 Samuël 17:12 en 20:6), ligt in Judea, dat nu “de Westbank” genoemd word. De stad van koning David valt nu onder de Palestijnse Autoriteit. Bethlehem, de stad waar Jezus werd geboren, is nu “buitenlands gebied” voor Joden, het hoort niet meer bij Israël. Het doet pijn om te zien hoe Gods land in de praktijk verdeeld wordt. Het land dat Hij aan Israël heeft gegeven als een eeuwigdurende erfenis (Psalm 105:7-11).
Als ik het evangelie tot me door laat dringen, kan ik ook alleen maar God aanbidden en Hem danken dat Hij zo van ons houdt.
Hier, op de velden van Efrata zaten de herders ’s nachts bij elkaar. Ze hielden de wacht om hun schapen te beschermen tegen dieven en wilde dieren. Dan verschijnt er opeens een engel des Heren en ze schrikken geweldig. Maar de engel stelt hen gerust en zegt: ‘Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe’ (Lukas 2:9-13).
Dan is er opeens een grote schaar van hemelwezens bij de engel en ze prijzen God: ’Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde bij mensen een welbehagen’. Ieder jaar zingen we in de kerkdienst eerbiedig deze prachtige lofzang aan God met de engelen mee: “Ere zij God”.
Vanaf het balkon van onze hotelkamer kijk ik uit over de woestijn van Judea. In gedachten zie ik hoe de herders zich haasten om op zoek te gaan naar het kind dat, gewikkeld in doeken, in een voerbak ligt voor dieren, zoals de engel het hun verkondigd heeft. Ze gaan op zoek naar de Redder der wereld, op wie ze al zo lang wachten en ze vinden Jozef en Maria en de baby, precies zoals de engel het had gezegd. Dan zijn ze zo overweldigd door alles wat ze meegemaakt hebben, dat ze het wel aan iedereen móeten vertellen. De mensen staan versteld van wat ze van de herders horen.
Als ik het evangelie, dat hier door de engel verkondigd wordt, tot me door laat dringen, kan ik ook alleen maar God aanbidden en Hem danken dat Hij zo van ons houdt. "Dat Hij Zijn eigen Zoon naar de wereld gezonden heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig zal leven."
Jezus werd geboren in een stal in Bethlehem. Hij heeft geleden en is gestorven en begraven in Jeruzalem. Daar is Hij opgestaan uit de dood en veertig dagen lang aan zijn discipelen verschenen. Vanaf de Olijfberg is Hij opgevaren naar de hemel. Daar zal Hij ook weer op aarde terug komen. In Handelingen 1:10-11 staat het: ‘En terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.’
Daar kijken we als gelovigen naar uit. Wannéer Hij terug zal komen, weet niemand dan de Vader alleen. Maar dát Hij terug komt is zeker. We leven in de eindtijd en we zien voor onze ogen gebeuren wat de Here Jezus zegt in Zijn rede over de laatste dingen in Markus 13 en Mattheüs 24. We zien de verharding toenemen en de liefde verkillen. We zien dat aardbevingen en oorlogen de wereld teisteren. We zien ook dat het evangelie wereldwijd verkondigd wordt door zendelingen en via radio en televisie. En we zien de vijgenboom weer in bloei komen. Israël keert terug naar zijn land. Het grootste teken van hoop dat God de geschiedenis van deze wereld in Zijn hand houdt.
We mogen Hem verwachten en altijd bereid zijn om Hem te ontmoeten, net zoals de vijf wijze maagden, die olie in hun lampen hadden, klaar om de Bruidegom tegemoet te gaan. Totdat de tijd van Zijn komst daar is, mogen we, net als de herders, naar ons dagelijks leven teruggaan en Hem verheerlijken en prijzen om alle dingen die we van Hem gehoord en gezien hebben. En een zegen zijn voor anderen. De Here Jezus zegt tegen ons: “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemel is verheerlijken.” Daar gaat het om, ook in ons leven!