Sinds kort ligt ook in de noordelijkste stad van Nederland een Stolperstein. Deze is voor Joseph Cohen geboren op 30 juni 1904. Zijn achternaam maakt duidelijk dat hij Jood was, maar hij werd opgepakt vanwege een preek in de hervormde kerk. De steen ligt dan ook voor de voormalige pastorie. Wie was deze man?
Joseph Cohen werd geboren in Amsterdam in een Joods gezin dat zich meer bezighield met socialisme en geheelonthouding dan met godsdienst. Op het gymnasium in Amsterdam was Joseph zo actief in de Jeugdbond voor Geheelonthouders dat hij bleef zitten. Hij ging werken in een boekhandel, maar nam toen een stap die zijn leven zou veranderen. Hij ging naar het christelijk gymnasium in Utrecht, werd overtuigd christen en koos daarna voor de studie theologie. Na zijn studie nam hij het beroep van de Hervormde Gemeente van Wapserveen aan.
Zoals in meer Drentse dorpen was Wapserveen vrijzinnig. Zo niet Joseph Cohen. In een artikel in de Leeuwarder Courant van 5 oktober 1949 staat een mooi getuigenis: “Zo aanvaardde hij niet de liberale traditie (‘Jezus is de heilige mens’), maar geloofde hij in Jezus als de Christus der Schriften.”
Arrestaties na preken in Dokkum
Bij zijn intredepreek in Wapserveen wees Cohen de burgemeester op God als superieure macht boven de overheid en toonde hij zich pacifist. Het leverde alleen lokaal wat persaandacht op. In 1935 nam Cohen een beroep aan naar Dokkum, daar leverde een preek hem veertien dagen gevangenisstraf op wegens opruiing. Dat weerhield hem echter niet; in het volgende jaar preekte hij over twee boosaardige geesten in het luchtruim: winstbejag en angst. Cohen riep op tot een vreedzame bestrijding van deze twee demonen met alleen de wapenrusting Gods. Dit keer werd Cohen niet opgepakt, maar toen de preek werd gepubliceerd, werd die onmiddellijk in beslag genomen. Een week later gaf de officier van justitie de publicatie weer vrij.
Bang voor de nazi’s was Cohen ook niet. Na een boetepreek op 11 mei 1941 werd hij door de SD verhoord, maar niet gevangengenomen. Op 15 juni 1941 preekte hij over Handelingen 5:29: “Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen.” Zoals Cohen al verwachtte, werd hij verraden en evenals in 1935 opgesloten in het Blokhuis te Leeuwarden.
Naar Kamp Dachau
Kamp Dachau was in 1933 het eerste concentratiekamp van de nazi’s. Eind 1940 besloot Himmler om hier een centrum voor geestelijken te bouwen. In het 'Pfarrerblock' of de ‘priesterbarak’ zaten bijna drieduizend geestelijken uit allerlei landen. De meesten waren priesters van Poolse afkomst. Er zaten ook protestantse en rooms-katholieke geestelijken uit ons land, zoals Titus Brandsma en Jo Kapteyn. Toen Cohen op 3 oktober 1941 in Dachau aankwam, ontmoette hij daar de Nederlandse pater Othmarus. Na enkele dagen scheidden hun wegen zich; de pater ging naar de priesterbarak, maar Cohen werd in een beruchte barak voor politieke gevangenen en Joden ondergebracht. Op 4 mei 1942 werd hij naar Schloss Hartheim overgebracht om als ‘arbeidsongeschikte’ direct te worden vermoord in een gaskamer.
Zijn vrouw Tine werd officieel geïnformeerd over zijn dood die het gevolg van longontsteking zou zijn. Zij bleef met hun drie zonen in de pastorie wonen. Deze gebruikte ze af en toe als schuilplaats voor leden van de ondergrondse; een Joods meisje kon er ook een tijdje onderduiken.