Aan de oever van de rivier de Tiber ligt het voormalige Joodse Getto. We zijn in Rome op een prachtige Herfstdag. De zon schijnt uitbundig en we lopen door de smalle straatjes en steegjes van de Joodse wijk. Het is fijn om hier te zijn. Er hangt een goede sfeer. De stoelen en tafels van de restaurants en cafés staan buiten. Overal zie je mensen die gezellig zitten te eten en te drinken.
Op een gegeven moment zien we veel mensen voor een gebouw staan. Nieuwsgierig blijven we staan en kijken wat hier aan de hand is. We vrezen een opstootje. Er gebeurt toch niets ergs? Maar het gebouw is een schoolgebouw voor de lagere schooljeugd. Vaders en moeders staan hier op hun kinderen staan te wachten tot de school uitgaat. Alles is heel normaal, gelukkig maar!
We lopen verder en even verderop zien we een gezellig terras. Daar nemen we een echte Italiaanse espresso. Zo, dat doet goed! Als we zo zitten en om ons heen kijken, bedenken we ineens dat er ook heel andere tijden zijn geweest voor de Joden van Rome.
De Joodse gemeenschap in Rome is zeer oud. Al in de tweede eeuw voor Christus woonden er Joden in het oude Rome. Vele eeuwen hebben ze daar gewoond en gewerkt, vaak onder heel moeilijke omstandigheden. Vervolging en uitsluiting waren hun deel. Ze moesten in een speciaal gebied wonen, afgescheiden van de christenen. Dat gebied had maar één ingang en één uitgang. Pas aan het einde van de negentiende eeuw werd het getto gedeeltelijk afgebroken en mochten de Joden wonen waar ze wilden
Hoewel er veel Joden elders in Rome wonen, is het voormalige getto nog steeds het centrum van het Joodse leven daar. Het is weer opgebouwd en trots en fier staat daar ook een prachtige synagoge .
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de Joden in Italië niet gespaard gebleven. Ze moesten zoveel mogelijk in het getto van Rome leven. Net zoals er in Amsterdam speciale wijken waren waar Joden dicht opeen gepakt woonden.
Met veel beperkingen kunnen ze er nog enkele jaren leven. Toen de Duitsers echter Rome bezetten, werd alles anders. En dan slaat op 16 oktober 1943 het noodlot toe. Op die sabbatdag gaan Duitse soldaten op pad om alle Joden in Rome, - en vooral de Joden in het getto - op te pakken.
Al om 6 uur ’s morgens hoort de kleine Mario gebonk op de deur. Hij is drie jaar oud. Buiten staat een truck voor het huis en de familie Mieli krijgen 20 minuten de tijd om de nodige spullen te pakken. Vader is 30 jaar oud, moeder 29. Ze worden met geweren gedwongen om in de truck te gaan. Oma is de eerste die er inklimt. Dan volgt de rest van de familie.
De kleine Mario wordt door papa in de truck getild. Hij huilt erbarmelijk en hij is doodsbang. Plotseling ziet hij dat er een vrouw langs komt. Mario kent haar niet. Ze is niet een van hen, maar een rooms katholieke vrouw, blijkt later. Ze is ontzet over wat er gebeurt met deze familie, mannen, vrouwen en kinderen en ook nog de oude oma. Deze dappere vrouw bedenkt zich niet en loopt naar de truck toe.
‘Dat is mijn zoontje’, huilt ze en ze wijst naar Mario. ‘Ik was boodschappen aan het doen, en ben hem toen kwijtgeraakt. Alsjeblieft haal hem van de truck!’ Een van de familieleden van Mario spreekt een beetje Duits. Hij weet de soldaat, die hen bewaakt, ervan te overtuigen om Mario van de vrachtwagen te laten gaan. En zo wordt de kleine Mario van de truck afgetild en in de armen van de vreemde vrouw gegeven. Hij gaat gewillig mee, want zij doet hem aan zijn moeder denken.
De vreemde vrouw neemt Mario mee naar een speeltuin in de buurt. Daar ontmoet hij ook zijn tante, die aan de overval heeft weten te ontsnappen. De vrouw geeft de kleine jongen aan zijn tante. Die zal hem later adopteren. Zij zijn de enige overlevenden van het gezin van Mario. Vader, moeder, broertjes en zusjes, oom en tantes, oma, ze zijn allemaal vermoord. Van de 1022 gedeporteerden uit het getto hebben er slechts zestien het vernietigingskamp Auschwitz overleefd.
Mario heeft nooit geweten wie die vreemde christelijke vrouw was, maar hij is haar nog steeds dankbaar dat zij de moed had om hem te redden van het vreselijke lot dat zijn hele familie heeft ondergaan.
Als mijn man en ik het verhaal van Mario horen, dat hij ons zelf vertelt, dan zijn we diep geroerd. We hebben grote bewondering voor deze onbekende, christelijke vrouw. Willen wij ons ook zo door God laten gebruiken? Willen wij ook zo op de bres staan voor Gods Woord en Zijn volk? Wij weten dat Hij ons Zelf de kracht zal geven om van Hem te getuigen, in woord en daad. Om een licht te zijn in deze donkere wereld, zal Hij ons Zelf dat licht geven, zodat wij het door kunnen geven aan iedereen die Hij op onze weg brengt.