Hebben we Maria van haar identiteit beroofd?
Door Klaas de Jong -
16 december 2020
Elk jaar met Kerst lezen we de eerste hoofdstukken van het Evangelie van Lukas. Daarin staat dat de engel Gabriël eerst naar Jeruzalem wordt gestuurd door God om de oude priester Zacharias een boodschap te geven.
Na Jeruzalem gaat Gabriël ook naar het plaatsje Nazaret in Galilea, waar hij een jonge vrouw een boodschap van God brengt. Wat een verschillende plaatsen en personen eigenlijk en de belangrijkste boodschap is niet voor die oude priester in de Tempel, maar voor dat meisje in een gewoon huis ver van Jeruzalem.
De oude priester reageert met begrijpelijk ongeloof maar het meisje uit Nazaret zegt: ”Hier ben ik.”
Hier ben ik
Helaas is in de Nederlandse Bijbelvertalingen dit wonderschone antwoord niet te vinden. In de New Revised Standard Version (NRSV) van 1989 staat: “Here am I.” Dat is een mooie vertaling van het Griekse woord idou in de grondtekst van Lukas.
Het brengt ons heel dicht bij Maria's stamvader Abraham. In de (Herziene) Statenvertaling lezen we in Genesis 22:1 wat Abraham antwoordde op Gods oproep: “Hier ben ik” (Hebreeuws: hineni). Abraham kreeg toen de opdracht om zijn enige, zijn geliefde zoon te offeren; een voorafschaduwing van de geschiedenis van het Lam van God op Golgotha.
Dezelfde ervaring als Abraham
De boodschap van Gabriël was niet iets om zomaar hineni op te zeggen. Maria was nog zo jong en zou in verwachting raken zonder toedoen van haar verloofde Jozef. Hoe zouden de mensen in Nazaret reageren? Zouden ze haar beschuldigen van overspel? Zou ze moeten vluchten voor haar leven? Nee: ze zou meemaken dat haar door God beloofde zoon als een misdadiger aan het kruis werd genageld.
In zekere zin had ze dezelfde ervaring als Abraham met zijn zoon. Abraham geloofde dat God bij machte was om zijn geliefde uit de doden op te wekken (Hebr. 11:18). Zou Maria hetzelfde geloofd hebben toen ze op Golgota stond? Evenals Abraham was zij door God uitverkozen en Maria bewaarde in haar hart wat er vanaf de geboorte met deze Zoon van de belofte was gebeurd.
Hebben we Maria van haar identiteit beroofd?
Christenen voor Israël is een van de organisaties die terecht veel aandacht heeft gegeven aan het Bijbelse feit dat Jezus een Jood is. Maar het feit dat Maria 100% Jodin is heeft in de christenheid eigenlijk geen aandacht gekregen. We zien nu een prachtige verbinding van deze bijzondere Jodin met Abraham.
Maar er is meer, al is het helaas grotendeels verborgen geraakt. Dat begint al met haar naam. Ze heette Mirjam - net als de zuster van Mozes. Maria is de Griekse versie van Mirjam en door de Griekse versie over te nemen hebben de Bijbelvertalers haar los gemaakt van de Mirjam die zo’n grote rol speelde toen haar broer als baby in een biezen mandje in de Nijl lag.
Het feit dat Maria 100% Jodin is heeft in de christenheid eigenlijk geen aandacht gekregen.
In Lukas 2 lezen we na de besnijdenis van Jezus dat Maria op de juiste tijd naar de Tempel in Jeruzalem ging om zich rein te laten verklaren. Lees eens Leviticus 12 om te zien hoe nauwkeurig Maria zich aan de Tora, de Wet van Mozes hield! Ongetwijfeld kwam ze ook elke sabbat in de synagoge van Nazaret. Was ze er ook toen haar Zoon voorlas uit de boekrol van Jesaja en haar stadsgenoten riepen dat Hij maar de zoon van Jozef en Maria was?
Een afbeelding van een schilderij van Abel Pann, een tijd- en plaatsgenoot van Marc Chagall. Hij was vanaf 1920 docent aan de kunstacademie Bezalel in Jeruzalem en schilderde Bijbelse figuren naar de echt oosterse mensen die daar toen woonden. Bijgaande illustratie is Rachel met baby Jozef maar iedereen ziet onmiddellijk Maria in die vrouw. Wellicht zag de echte Maria-Mirjam er ongeveer zo uit.
Welke taal sprak Maria?
Wellicht heb je er nooit over nagedacht, maar in welke taal zou Gabriël Maria hebben toegesproken? Grieks? Of Aramees wellicht? Op een rooms-katholieke website over Maria las ik zelfs dat zij van de Romeinse soldaten Latijn had geleerd waardoor ze haar lofzang, het Ave Maria, meteen in het Latijn had gezongen...
In de kerken is er moeite met een Maria die Hebreeuws sprak. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat Gabriël zowel tegen Zacharias als tegen Maria Hebreeuws sprak. Dat Hebreeuws toen een levende taal was blijkt wel bij Johannes, een eenvoudige visser uit Galilea. Hij noemt in zijn Evangelie nadrukkelijk de Hebreeuwse namen bij de Schaapspoort, Mozaïekterras en Schedelplaats. Hij vermeldt ook dat Pilatus op het bord boven het kruis in drie talen iets had laten schrijven: Hebreeuws, Latijn en Grieks. Johannes voegt eraan toe: “deze inscriptie werd door veel Joden gelezen.” Een aanwijzing vinden we ook bij de arrestatie van Paulus in Jeruzalem: “Toen de menigte hoorde dat hij hen in het Hebreeuws toesprak, werd het nog stiller.”
Jesjoea
Maar dan noemde Gabriël niet de Griekse naam, Jezus maar de Hebreeuwse naam Jehosjoea ofwel Jesjoea. Dat is dan ook weer zo mooi, want zo heette Jozua ook in het Hebreeuws. Die eerste Jesjoea bracht als opvolger van Mozes het volk Israël in het Beloofde Land. De ware Jesjoea (Jezus) doet nog veel meer!