Het geheim van de onsterfelijkheid van het Joodse volk
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
10 augustus 2022
Aan het begin van het vijfde boek van de Thora lezen wij: “Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft G‘d liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. Maar vanwege de liefde van G‘d voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te houden, heeft G‘d u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte“. (Deuteronomium 7:7-8)
Deze week werd ik weer geconfronteerd met uitspraken van de niet-Joodse historicus Mark Twain (19e eeuw, Amerika) die mij telkens weer aan het denken zetten. Maar eerst een kleine inleiding naar aanleiding van deze actuele Thoratekst.
Wij zijn een volk dat uiterst klein is gebleven in het wereldgebeuren. We hebben nooit missie (of zending) bedreven en zelfs conversie (of bekering) tot het Jodendom nooit gepropageerd. Iedereen die Joods wilde worden werd dit eerst drie keer afgeraden door het Joodse Bet din (gerechtshof). Als we denken dat ons volk groter zou moeten worden door gemengde huwelijken, dan komen wij bedrogen uit. Want de Thora raadt dit al aan het begin van de intocht in Kanaän – 3294 jaar geleden - af. We zijn doorlopend vervolgd, gedood, gedecimeerd, gediscrimineerd en uitgesloten, vernederd en beschimpt. Vlak voor de Holocaust waren er meer dan 16 miljoen Joden op de wereld, op dit moment maar 14,7 miljoen. Dit is minder dan 0,2 % van de wereldbevolking.
G’ds Aanwezigheid moet duidelijk blijven
We zijn een klein volk, zoals de Thora zelf zegt. Het gaat dus niet zozeer om kwantiteit, maar meer om kwaliteit. Dit zien we ook in de geschiedenis met de richter Gideon. G’d zegt Gideon zijn aantal soldaten te verminderen, opdat G’ds Aanwezigheid de doorslaggevende Factor in de overwinning zal blijken te zijn (Richteren 7:2). Dit geldt tegenwoordig ook nog. Ook voor het land Israël, dat vele eeuwen ‘braak’ heeft gelegen.
Net als het leger van Gideon is het Joodse volk klein gebleven, zodat men niet zou denken dat men overleefd en gepresteerd heeft door kwantitatieve grootte. Door onze geringheid werden we ertoe gebracht ons telkens weer op G’d te verlaten. We kunnen niet anders doen dan te erkennen dat uiteindelijk alles van G’d komt en van Hem afhankelijk is. Deemoed en bescheidenheid zijn harde religieuze factoren. Dat geldt ook voor het land Israël.
De woorden van Mark Twain
In het midden van de 19e eeuw beschrijft Mark Twain het land Israël als totaal verlaten, het maakte een troosteloze indruk op de reizigers.
Over Israël, het toenmalige Palestina zei hij: "... een desolaat land waarvan de grond rijk genoeg is, maar volledig is overgegeven aan onkruid - een stille treurige uitgestrektheid. (...) Een desolaatheid die zelfs de verbeelding niet kan opluisteren met de pracht van leven en actie. (...) We zagen nooit een mens op de hele route. (...) Er was bijna nergens een boom of een struik te bekennen. Zelfs de olijf en de cactus, de snelle vrienden van de waardeloze grond, hadden het land bijna verlaten." - 1867 (Geciteerd in Mark Twain, The Innocents Abroad. Londen: 1881).
En over het Joodse volk zei hij: “Als de statistieken kloppen, vormen de Joden slechts een kwart procent van het menselijk ras. Het lijkt op een nevelig vleugje sterrenstof, verloren in de gloed van de Melkweg. Eigenlijk zou men nauwelijks van de Jood mogen horen, maar men hoort van hem en men heeft altijd van hem gehoord. Hij is op deze planeet even prominent aanwezig als om het even welk ander volk, zijn belang staat in geen verhouding tot de kleinheid van zijn omvang.
Ook zijn bijdragen aan de wereldlijst van grote namen in de literatuur, wetenschap, kunst, muziek, financiën, geneeskunde en de fijne kneepjes van het vak, staan in geen verhouding tot de zwakte van zijn aantal. Hij heeft een geweldige strijd geleverd in deze wereld in alle tijden; en heeft dat gedaan met zijn handen op zijn rug gebonden. (…) De Egyptenaren, de Babyloniërs en de Perzen kwamen op, vulden de planeet met praal en pracht, vervaagden toen (…) en gingen voorbij; de Grieken en Romeinen volgden en maakten een enorm lawaai, en zij waren weg; andere mensen zijn opgestaan en hielden hun fakkel hoog voor een tijd, maar het doofde uit (…) en zijn verdwenen.
De Jood zag ze allemaal, overleefde ze allemaal, en is nu wat hij altijd was, zonder decadentie, zonder ouderdomsgebreken, zonder verzwakking van zijn delen. (…) Alle dingen zijn sterfelijk behalve de Joden; alle andere krachten gaan voorbij, maar hij blijft. Wat is het geheim van zijn onsterfelijkheid?" - 1897 (Geciteerd in The National Jewish Post & Observer, 6 juni 1984).
Het geheim van de onsterfelijkheid van het Joodse volk is zijn kleinheid. Daardoor blijven wij gehecht aan de Bron van alles. Wij zijn aan het terugkeren naar het land van oorsprong, dat opeens begon te bloeien. Omdat dit het land is (Deuteronomium 11:12): “waar uw God, voor zorgt: voortdurend rusten de ogen van uw God, daarop, van het begin van het jaar tot het einde van het jaar“.