Mogen we eigen rechter spelen?
Door Rabbijn mr. drs. R. Evers -
19 oktober 2020
Aan het einde van de Thora staat het Joodse volk vlak voor de grens van Israël. G’d vertelt ons daar – in het laatste boek van de Thora, Deuteronomium – veel dingen die in een zelfstandige eigen staat telkens weer actueel zijn. Een van de vragen die hierbij komt kijken is in hoeverre we het recht in eigen hand mogen nemen, 'eigenrichting' noem ik het maar even.
Eigenrichting is verboden. We mogen niet zelf voor rechter spelen. We zijn te emotioneel bij onze eigen zaken betrokken. De rechtspraak moet aan een objectieve rechter worden overgelaten. In de Thora wordt hier veel aandacht aan besteed: “Rechters en politie moeten jullie aanstellen in al jullie poorten … dat zij het volk richten door rechtvaardig recht te spreken” (Deuteronomium 16:18).
Het strafrecht in de moderne rechtsstaten probeert zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen voor eigen rechter spelen. Als men een dief wil aanhouden om hem over te geven aan de politie mag dat, maar men mag hem geen trappen geven. Dat laatste is verboden eigenrichting.
Elkaar pesten is zeker ook eigenrichting maar valt (grotendeels nog) niet onder de Nederlandse strafwet. In een rechtsstaat wil de overheid, dat de samenleving veilig is en ordelijk verloopt. Eigenrichting is vaak te subjectief en emotioneel, dat er sprake zou zijn eerlijke berechting.
"Wij zijn het volk van het Boek. G’ds Naam wordt met ons verbonden."
De gevolgen van eigenrichting
In het Joodse denken (3333 jaar geleden opgeschreven) is zelfs de koning onderworpen aan de wet. Dit is een duidelijk signaal: neem het recht niet in eigen hand. Ga niet zelf voor rechter spelen. De Thora benadrukt het belang van het leven, het recht en het goede, ondanks alle omstandigheden.
Afwijking van dit beginsel leidt tot wrede, onverdedigbare willekeur en ontwrichting van de maatschappij. Als het recht van de sterkste overheerst is het einde zoek, dan dooft het licht. Iedere rechtsstaat raakt ontregeld wanneer burgers op eigen houtje wraak nemen of menen het recht in eigen hand te mogen nemen. Terrorisme is een andere vorm van eigenrichting met verregaande gevolgen.
Afgelopen maanden werd de Israëlische samenleving opgeschrikt door vele en zeer verschillende soorten aanslagen. Het komt niet eens meer in het nieuws. Maar het recht in eigen hand nemen veroorzaakte veel morele verontwaardiging. De opdracht om geen eigen rechter te spelen is alleen maar sterker geworden nu we een eigen staat hebben. Wij mogen ons niet verlagen tot het niveau van onze (terroristische) vijanden.
Oog voor de ander
Eigengereid geweld heeft meer gevolgen dan wij denken. Het tast onze geloofwaardigheid aan. En dat op veel niveau’s: juridisch, sociaal en Joods. Zelf voor rechter spelen tast andermans integriteit aan. Erkenning van en respect voor andermans rechten en vrijheden moet iedereen die rechten voor zichzelf opeist, altijd voor ogen staan.
Dit leidende beginsel werd reeds in de Talmoed verwoord door Hilleel toen hem door een heiden gevraagd werd de hele Thora (Bijbel) te onderwijzen, staande op één voet. Hilleel zei toen: "Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet; dit is de essentie van de wet - de rest is toelichting" (Babylonischce Talmoed, Sjabbat 31a). Wetgeving is gericht op zelfbeperking. Zelfbeperking betekent vaak gevoel voor het recht van anderen, maar is uiteindelijk ook erkenning en respect voor de eigen rechten.
Essentieel is hierbij geen eigen rechter te spelen omdat jij, door het onrecht wat jou is aangedaan, de situatie niet meer in zuiver perspectief ziet, veel te emotioneel (over)reageert en hiermee onrecht op onrecht stapelt. Eigenrichting heeft meestal alleen maar averechtse effecten. De schade wordt vaak alleen maar groter. En hierbij gaat het ook over imagoschade als Joodse rechtsstaat, zoals de Thora die voorschrijft.
G'ds Naam
Voor ons, Joden, speelt er nog een ander probleem. We lopen het risico naast imagoschade ook nog eens onze opdracht ontrouw te worden. In sommige kringen heet dit `een chiloel Hasjeem maken’ (G’ds Naam ontwijden). Nu klinkt dit heel heilig - en daar zeggen sommige mensen daar helemaal niks mee te hebben -, maar het is belangrijk hier eens over na te denken.
Wij veroordelen terroristen, maar onze buren vernoemen hun straten naar hen. Terwijl ISIS hun tegenstanders verdrinken, verkrachten, als slaaf behandelen en onthoofden, behandelen Israëlische artsen gewonden uit Syrië. Terwijl een Ayatollah zijn weg naar de wereldmacht bekend maakt, waarschuwen de Israëli’s de wereld voor het atoomgevaar. Terwijl Walter Palmer zijn Zimbabwaanse leeuw Cecil op gruwelijke wijze achtervolgt en doodt, verwijdert het Ramat Gan Safari team onder leiding van dr. Horowitz een tumor zo groot als een tennisbal uit de buik van de Afrikaanse leeuw Samouni en redt zo zijn leven.
Wij zijn het volk van het Boek. G’ds Naam wordt met ons verbonden. Terrorisme verheerlijken is ons vreemd. Dit verzwakt ons, het ondergraaft onze opdracht. Wij zijn er om het goede in de mensheid naar boven te halen. Ieder mens draagt dat G’ddelijk beeld in zich. Niet voor niets verlangen wij naar Messiaanse tijden en spreken deze vurige wens bij iedere speech en iedere bijeenkomst uit: alle volkeren zullen langzamerhand de waanzin van oorlog inzien. Zwaarden zullen worden omgesmeed in ploegscharen, de wolf zal naast het geitje liggen, de gebrokenen van hart zullen genezen worden, vrijheid zal worden uitgeroepen voor allen, die gevangen zijn en zij, die gebonden zijn, zullen worden losgemaakt (Jesjaja 61:1).