De alarmapp op mijn telefoon gaat af, voor de zoveelste keer de afgelopen dagen. Het geeft aan dat er raketten en/ of drones in de buurt zijn. Ze lijken steeds dichterbij te komen.
De ramen van mijn huiskamer staan open en ik hoor nu ook in de omgeving alarmen. Ik besluit voor de zekerheid naar de schuilkelder vlakbij mijn huis te gaan. Deze is onder de grond en ik snel de trap af naar beneden. Het is een kale, eenzame ruimte met wat tafels, stoelen, flessen water en een wc-hok.
Ik ben niet de eerste. Mijn Oekraïense achterburen zijn er met hun twee jonge kinderen en ook de Arabische loodgieter van ons dorp die in de buurt bezig was. Bij alarmen is het advies om, als het buiten weer stil is, dat wil zeggen de raketten en/of drones zijn gestopt, nog tien minuten in de schuilkelder te blijven. Voor de zekerheid.
Daar zitten we. De familie uit Oekraïne. Twee jaar geleden gevlucht voor het geweld daar om zich nu te bevinden in ander geweld. Loodgieter Mohammed, zijn familie woont hier al eeuwenlang. En ik, kind van overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Samen schuilen we voor iets dat groter is dan groot. Het blijft gelukkig rustig. Na tien minuten gaan we allen weer ons eigen gang. Als ik bij mijn huis kom, zit mijn poes voor de deur. Ze vraagt om eten. Terug in de krankzinnige realiteit in een dorp in het noorden van Israël, zo’n elf kilometer van de Libanese grens.