Acht dagen in mijn Joodse bubbel
Door Opperrabbijn Binyomin Jacobs -
10 april 2025
Mijn dagboeken schrijf ik met de bedoeling om uit mijn Joods religieuze bubbel te komen, mijn ervaringen en meningen met anderen te delen en dan via hun reacties me te verplaatsen in de wereld van (iets)andersdenkenden, met behoud van mijn eigen Joodse identiteit.
Het Joodse volk wordt genoemd ‘een volk van priesters’, we hebben een dienende taak naar de brede samenleving. Maar tijdens Pesach, Joods Pasen, trekken we ons even helemaal terug in onze Joods religieuze bubbel, bij voorkeur in ons eigen huis, in onszelf, met extra strikte regels van het kasjroet, de spijswetten. Acht dagen lang mogen we niets eten dat ook maar een kruimeltje brood of ander gerezen deeg bevat of zou kunnen bevatten, chameets. Het is allemaal zo ingewikkeld, dat voor naar-buiten-treden helemaal geen plaats en tijd is. Maar los van het tijdgebrek, dienen we gedurende Pesach primair aan onszelf te werken. Van het chameets, het gerezene in onszelf, nemen we volledige afstand… om vervolgens na Pesach met hernieuwde en frisse kracht onze opdracht te mogen uitvoeren als ‘een volk van priesters’, vanuit bescheidenheid en nederigheid, vanuit het ‘ongerezen matze gevoel’.
En dus nu, zo vlak voor Pesach, zult u het zonder mijn dagboek moeten stellen, niet van mij vernemen over de nazivlag een paar honderd meter van mijn huis, zelfs niet over twee goede bemoedigende bijeenkomsten, maar in plaats daarvan deel ik met u mijn jaarlijks Herderlijk Schrijven dat ik intern aan de Joodse gemeenschap heb verzonden:
De matzes liggen weer voor ons op tafel ter herinnering aan onze voorouders die geen tijd hadden om het deeg te laten rijzen omdat ze halsoverkop de slavernij moesten ontvluchten. Het verleden herleeft!
Helemaal aan het begin van de Hagada zeggen we: “Dit is het brood der ellende dat onze voorouders in Egypte hebben gegeten.” Maar klopt dat? Hebben onze voorouders deze matze gegeten? Of lijkt deze matze slechts op de matze van toen…? Uiteraard is dit niet de matze van toen. Maar waarom dan zo expliciet doen alsof de matze van nu van toen is? En waarom heeft de Uittocht uit Egypte zo’n prominente plaats in onze dagelijkse gebeden?
Iedere geschiedenis, ieder woord en iedere letter heeft zijn betekenis niet alleen in het verleden, maar ook in het nu en morgen. De Thora en de aan de Thora gekoppelde Geschriften en verklaringen hebben eeuwigheidswaarde. Egypte staat symbool voor slavernij, onderworpen zijn aan derden en ook door jezelf begrensd worden. De geschiedenis van de Uittocht uit Egypte, met al zijn details, is een soort cursus hoe weg te trekken uit de beperkingen die ons als mens omgeven, gevangenhouden.
Laat ik een vertaalslag maken naar het heden. Ieder mens heeft zijn eigen grenzen, zit in een bubbel, van waaruit het lastig wegkomen is. Hij is bijvoorbeeld verslaafd aan sociale media en/of dient de afgod “IK”. Zijn we bij machte om die verslaving te ontvluchten? En zo ja, hoe doen we dat dan?
En precies daarover gaat het op de Sederavond. De Hagada en alle gebruiken en symbolen die we vermelden zijn tools die we nodig hebben om onszelf uit onze eigen individuele slavernij te bevrijden.
De eerst plaag bijvoorbeeld was dat het koude water van de Nijl veranderde in warm bloed. Om onszelf te verbeteren moet eerst de koudheid en laksheid uit onszelf worden verdreven. Zolang ik koud ben, ongeïnteresseerd, is mezelf verbeteren niet aan de orde. God is volmaakt, en gezien IK mijn (af)god is, blijf ik vastzitten in de slavernij van materialisme en egoïsme.
Egypte heet in het Hebreeuws Mitsrajim. En de vertaling van Mitsrajim luidt: grenzen. We moeten bereid zijn om onze grenzen te verleggen en waar nodig te doorbreken.
Het klopt dat er in de brede mondiale samenleving van alles misgaat. Behalve het antisemitisme en antizionisme dat ongekende vormen heeft aangenomen, worden dagelijks in vele ver-weg landen tienduizenden medemensen op beestachtige wijze vermoord en/of als slaaf misbruikt.
Maar tijdens de Sederavond hebben we het even niet over de hele wereld, maar concentreren we ons op onszelf als mens en soms misschien wel als een beetje onmens. Dat onmenselijke dat we af en toe vertonen, als we een beetje versuft zijn, moet en kan eruit. En dat is de diepere betekenis van Pesach.
Maar hoe luidt de spreuk ook alweer? Verbeter de wereld, begin bij jezelf.
En dus ga ik op zoek naar het chameets, gerezen gevoel en hoogmoed, in mezelf. En als ik het heb gevonden, zelfs als het maar een klein kruimeltje is, ga ik het verbranden… om daarna de matze, symbool van bescheidenheid en nederigheid, tot me te nemen.
Een koosjere, vrolijke Pesach en sterkte met alle huiselijke Pesach voorbereidingen!
En met betrekking tot mijn trouwe niet-Joodse (en natuurlijk ook Joodse) dagboeklezers zou ik willen zeggen: we treffen/lezen elkaar weer na de laatste dag van Pesach, dus na zondag 20 april!