Een serie van vijf artikelen voor wie interesse heeft in de basisvisie van onze beweging – deel 1*
De belofte: het verbond, dat wat God beloofde aan Abram, Isaak en Jakob. Het is duidelijk wat de inhoud daarvan is: 1) Ik zal zegenen, wie u zegent en vloeken wie u vloekt, 2) Ik zal je maken tot een groot volk, ontelbaar als de sterren aan de nachtelijke hemel, 3) In u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden en 4) Ik zal je dit land geven tot een eeuwige bezitting. ‘Elke plaats die uw voetzool zal betreden zal van u zijn’ (Genesis 12; 17:7-8; Deuteronomium 11:24). Deze beloften zijn eeuwig, want God is één!
Van geslacht op geslacht worden ze door de geschiedenis van Israël heen doorgegeven en verder gedragen. Zo spreekt Psalm 105 over de trouw van God en zijn belofte van het land: ‘Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond – het woord dat Hij gebood aan duizend geslachten – dat Hij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaak; ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel’ (Psalm 105:8-11).
Gods trouw is beslissend voor de toekomst van Israël. Dat is haar geheim en dat zal het altijd blijven. De profeet Jeremia zegt dat evenmin als de ordeningen van de natuur, de maan, de sterren en de golfslag van de zee zullen ophouden, zo ook Israël zal ophouden het volk van God te zijn (Jeremia 31:35).
Wie de geschiedenis van Israël in de Bijbel kent, ziet dat dit verbond van God op weerstand stuit. We merken dat veel mensen weigeren te gaan staan op de beloften van God. Ze laten de politieke realiteit zwaarder wegen dan wat de Here zegt. Een bekend voorbeeld daarvan is de geschiedenis van de verspieders. Tien van de twaalf ontkennen niet de pracht van het land dat de Here beloofd heeft, maar ze vinden de verovering van Kanaän een onhaalbare zaak. Er wonen reuzen, er zijn versterkte steden en het is een land dat zijn inwoners verslindt. Kortom, de Israëlieten maken geen enkele kans het land te bewonen.
Als Jozua en Kaleb daar tegenin brengen dat de Here toch met hen is, begint het volk te protesteren en beschuldigen ze de twee ervan het gehele volk in groot gevaar te brengen en te willen opofferen aan hun idealisme. Het hele project van de exodus is een mislukt experiment en alleen religieuze fanatici geloven nog in de haalbaarheid ervan.
En er zijn koningen die, eenmaal in het land, vergeten hoe Israël er gekomen is en het land gaan besturen op een manier die in niets verschilt met de landen om Israël heen. Israël vergeet dat zij leeft bij de gratie van het ‘Sjema Israël’, het ‘Hoor Israël’. Door te luisteren is Abram op weg gegaan en door de luisteren zal Israël overleven en de wereld uiteindelijk heil brengen. Ze is volk van het woord en geen seculiere staat die dezelfde ideologie als de naties om haar heen heeft.
Het nieuwe verbond
Toch blijft de trouw van God overeind. Misschien moet je wel zeggen dat de rode lijn in de heilsgeschiedenis de worsteling van God is om trouw te blijven ondanks de weerstand van zijn volk, een worsteling om zijn oogappel te zegenen en door de weerstand en de zonden heen te breken. Onderweg naar het Evangelie lezen we de prachtige woorden van Jesaja: ‘In de HERE wordt het gehele nakroost van Israël gerechtvaardigd en zal het zich beroemen’ (Jesaja 45:25). Dezelfde profeet spreekt in zijn magistrale hoofdstuk over de lijdende Knecht des Heren, over de Messias die door zijn striemen Israël zal genezen en over de belofte dat het voornemen des Heren zal doorgaan als Hij zichzelf tot een schuldoffer gesteld zal hebben (Jesaja 53:10). Jesaja weet niet alleen dat de beloften van God door zijn offer werkelijkheid zullen worden, maar ook dat de Knecht des Heren zelf die beloften zal vervullen.
Jezus is de middelaar van een nieuw verbond. Niet nieuw in die zin dat de inhoud van de beloften van God veranderd zijn, maar nieuw in die zin dat de beloften van God nu verzekerd zijn door het lijden en sterven van de Onschuldige. Het verbond is bekrachtigd door het betere bloed van het Lam Gods. De inhoud blijft staan, daar is geen misverstand over mogelijk. De zegen, het volk, het land en de wereld, het blijft allemaal staan. Het nieuwe verbond is ook niet nieuw omdat de verbondspartner vervangen is. Het is met de woorden van Jeremia het nieuwe verbond met het huis van Israël en Juda: ‘Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal’ (Jeremia 31:31).
Paulus schrijft in de Romeinenbrief over zijn volk: ‘Want hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden’ (Romeinen 9:4) en verderop: ‘Christus is ter wille van de trouw van God een dienaar van de besnedenen geweest, om de beloften aan de vaderen gedaan, te bevestigen’ (Romeinen 15:7). De rol van de volkeren en de naties van de wereld is daarbij voorlopig dat zij de God van Israël bewonderend toezingen om zijn genade en trouw voor Zijn volk.
Voor de leerlingen van Jezus kan na deze nieuwe verbondssluiting waarbij zijn bloed zegenend over het volk en hun kinderen zal komen, het herstel van Israël en het rijk Gods beginnen. De laatste vraag van de discipelen is dan ook geen domme, maar de meest logische vraag. Nadat Christus hen veertig dagen lang onderwezen heeft over alle dingen die betrekking hebben op het koninkrijk van God, vragen zij wanneer dit over Israël komen zal. Had de engel Gabriël niet gesproken over zijn koningschap over Jakob op de troon van David en hadden Zacharias en Maria de enorme gevolgen van het aanbreken van dit koningschap niet bezongen?
Een tussentijd
Dan breekt er een nieuwe tijd aan, die ik een ‘intermezzo’ zou willen noemen. Er treedt een gedeeltelijke verharding op en een groot deel van het volk miskent Jezus als de Zoon van God en als de Koning der Joden. Een verharding die mede door God zelf bewerkt is. Paulus citeert Jesaja in zijn worsteling met deze situatie: ‘God gaf hun een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot de dag van heden (Romeinen 9:8; Jesaja 29:10).
Maar in het verdriet en de verslagenheid hierover weet hij ook dat het allemaal te maken heeft met het uitbrengen van het evangelie naar de volkeren (Romeinen 11:15). En hij weet ook dat de verharding tijdelijk is en dat toch altijd de trouw van God blijft staan. Zij mogen dan voor een deel vijanden van het evangelie zijn, ze blijven geliefden Gods (Romeinen 11:25). God houdt aan hen vast omwille van de aartsvaders en omdat zijn genadebewijzen en roeping onberouwelijk zijn.
De tempel wordt verwoest en Jeruzalem wordt verlaten, de Romeinse ballingschap begint en het erfdeel blijft verlaten achter. Bijna tweeduizend jaar wordt het land bezet door Romeinen, Byzantijnen, Mongolen, Mamelukken, Arabieren en tenslotte in 1517 door Turken. Het land ligt braak en de weinige bewoners trekken er steeds meer weg. Bekend zijn de verslagen van de Amerikaanse schrijver Mark Twain en Karl Marx die spreken over een land dat geschapen schijnt te zijn voor dorens en distels. Op foto’s uit de negentiende eeuw ligt het tempelplein er haveloos bij. Niet echt de derde heilige plaats van de islam.
Het lijkt wel op de tijd van voor de schepping als Jeremia profeteert: ‘Ik zag de aarde en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet’ (Jeremia 4:23). Woestijn, bedoeïenen, moerassen en kale heuvels, ontbost voor de aanleg van de Turkse spoorlijn van Damascus naar Caïro. Jeruzalem is ondanks haar betekenis een relatief kleine provinciestad van het uitgestrekte Ottomaanse rijk. Een telling van de inwoners in 1906 geeft de volgende cijfers: 60.000 inwoner, onder wie 40.000 Joden en 7.000 moslims.
In het volgende artikel: Israël: het herstel.