We hebben zojuist wereldwijd het boek Bereesjiet (Genesis) uitgelezen. We beginnen met het tweede boek van de Thora: Sjemot, Exodus, waarin de slavernij in en de Uittocht uit Egypte aan het begin centraal staan. G’d openbaart Zich aan Mozes bij een brandend doornbos. Onze Wijzen vragen zich af waarom G’d Zich openbaarde bij een doornstruik. Wat symboliseerde die brandende doornstruik?
De brandende doornstruik brandde wel maar werd niet verteerd door het vuur. De Maharal van Praag (16e eeuw) legt dit uit. De brandende doornstruik is een verwijzing naar de Joodse hardnekkigheid. Hardnekkigheid ligt ten grondslag aan onze continuïteit. Net zoals het doornstruik niet verteert, zal ook het Joodse volk nooit ophouden zijn licht te verspreiden.
‘Eigenlijk had het Joodse volk moeten vergaan. Maar toch blijft het bestaan. Dit is een wonder.’
De brandende doornstruik staat dus symbool voor het Joodse volk. Am Jisraeel, het Joodse volk staat voortdurend in vuur en vlam. We worden constant door tsarot (sores, ellende en dreiging) omringd. Eigenlijk had het Joodse volk moeten vergaan. Maar toch blijft het bestaan. Dit is een wonder.
Daarnaast symboliseert de struik de materie van het lichaam, het vuur de ziel. Ondanks de verbinding met de ziel, die de hogere, geestelijke oorsprong van het lichaam is en het brandende vuur, wat de ziel in het lichaam voorstelt, vergaat het lichaam niet.
De brandende doornstruik stond aan de voet van de berg Sinai, waar enige tijd later de Thora (Bijbel) gegeven zou worden. De grootste vernieuwing van de Thora is de verbinding tussen de hogere en lagere werelden. Hierdoor werden de lagere werelden doordrongen van kedoesja, heiligheid en Hemelsheid. Daarom stond het bosje aan de voet van de berg Sinai.
Voorspelde goles, ballingschap
De brandende doornstruik leert verder dat er geen enkele plaats `leeg is van het G’ddelijke’. Het bosje brandde buiten Erets Jisraeel, het Joodse land. Verklaarders leggen uit, dat galoet (ballingschap) ook in verband staat met het woord Hitgaloet – ‘openbaring’. Door de ballingschap van het Joodse volk over de hele wereld wordt de G’ddelijkheid in alle uithoeken van de aardbol geopenbaard.
Maar daar moeten we iets voor doen. Een doornstruik is stekelig. De brandende doornstruik geeft dan het enthousiasme voor Kedoesja – heilige onderwerpen – weer. Hoewel de omgeving stekelig kan zijn als een doornstruik en slecht lijkt, moeten wij toch de kracht opbrengen om het Jodendom door te zetten ondanks de G’dsverduistering, die ons omringt. Het is het idee van: ’’Zoals de Egyptenaren het Joodse volk verdrukten, zo werden ze meer en breidden zij zich uit’’. Tegen de verdrukking in uitdijen.
Teken van sjelichoet, opdracht
De brandende doornstruik zou voor Mosje Rabbenoe (Mozes, onze Leraar) een teken zijn dat G’d hem gestuurd had, zo wordt het verwoord in de Thora. Wat betekent dit? De doornstruik stond aan de voet van de berg Sinaï. De uittocht uit Egypte was bedoeld om G’d op de berg Sinaï te dienen en de Thora te ontvangen.
Mozes vroeg zich af in welke verdienste het Joodse volk bevrijd zou worden: ”En dit zij u tot teken, dat Ik u gezonden heb: wanneer u het volk uit Egypte gevoerd zult hebben, zullen jullie G’d dienen op deze berg” (3:12).
Eeuwige dienaar
Mozes vroeg zich af of de Bnee Jisraeel de onreinheid van Egypte wel wilden ontstijgen. Daarzonder was de bevrijding onmogelijk. Hoe kan men zich afscheiden van het aanlokkelijke Egypte met zijn hoge technische ontwikkeling en organisatie? G’d belooft hen dat er op de berg Sinaï – na het accepteren van de Thora – een onzichtbare muur zal ontstaan tussen het Joodse volk en Egypte.
Hun spirituele bezoedeling zou hen verlaten bij hun vertrek. Alleen daardoor al zouden ze op een totaal ander niveau belanden. Juist door het verlangen om dichter bij Hasjeem (G’d) te komen, zal de totale afscheiding van Egypte plaatsvinden. De bedoeling van de bevrijding was, dat ze voor eeuwig G’ds dienaren zouden worden.