Het was moeilijk om vanuit het afgodische Egypte naar te wennen aan het geloof in één G’d. Deze strijd heeft zich door alle generaties heen herhaald. Zo moest het monotheïstische Jodendom het onder andere opnemen tegen een heel pantheon aan afgoden en een Hellenistische cultuur, die de nadruk legde op prachtige architectuur, heldendichten en verafgoding van uiterlijk en schijn.
Schijn en werkelijkheid
Ook nu worstelen wij nog met schijn en werkelijkheid. Het lijkt er soms op dat we ons ware levensdoel en oprechte 'ik' uit het oog verloren zijn. Maar wat is dat “onszelf”, waar ligt ons 'ik'? Descartes zei: “ik denk dus ik ben”. Maar wat de neurologen ook afspeuren in ons brein, ‘ik en zelf’ houden zich totaal verborgen. Bestaat “onszelf” wel? Neuropsychologen stellen dat er geen verzamelpunt, geen cockpit van de ziel bestaat. De overgang van neurale patronen naar mentale voorstellingen blijft nog steeds een raadsel. De wetenschap heeft geen antwoord op onze identiteit.
Ik zit tegenover mijn vriend met wie ik studeer. Ik zie een lichaam. Hij ziet mijn lichaam. Ik spreek met hem over verheven gedachten. Die blijken aan te slaan, want hij kan met mij communiceren over de meest abstracte begrippen. Wanneer ik hem beledig of ophemel, raak ik zijn ziel. Wanneer ik zijn gedrag bespreek, ga ik in op zijn essentie, niet zijn lichaam. Wanneer ik zeg “je bent een genie of een mislukking” dan is niet zijn gericht tegen zijn fysieke gestalte of enig onderdeel daarvan. Er zit een werkelijkheid achter dat lichaam tegenover mij.
Het is de werkelijkheid achter de uiterlijke schijn. Ik zie alleen maar een grote verscheidenheid aan lichaamsonderdelen maar de persoon erachter, de ziel, de persoonlijkheid, de nesjama, kan ik niet zien. Een bekende Russische chirurg zei eens dat hij duidenden mensen had opengesneden maar nog nooit een ziel had gezien. Dat was inderdaad juist. Met onze ogen van vlees en bloed kunnen wij geen hoge abstracties waarnemen. Dat kan alleen met onze nesjama. Die kan zijn gelijken aanvoelen.
Veelheid en eenheid
Ons lichaam bestaat uit triljarden deeltjes. Toch ervaren wij onszelf als een eenheid. Ik zie het licht, ik snap een idee, ik wil, ik ga. Ik ervaar mijzelf als een eenheid, hoewel de logica mij dicteert te stellen dat het lichaam uit een oneindig aantal stukjes bestaat. Hoe is het mogelijk dat ik mijzelf ervaar als een eenheid? Wat verbindt al die verschillende onderdelen tot een zinvol leven? Zodra we sterven vallen al die deeltjes weer uit elkaar en verdwijnen ze in moeder aarde.
Lichaam is veelheid, ziel is eenheid.
Ik ben mijn persoonlijkheid. Ik ervaar mijzelf als ondeelbaar, ondanks mijn eindeloos deelbare lichaam. Ik ervaar mijzelf als een eenheid, hoewel mijn lichaamsdelen totaal verschillend reageren. Lichaam is veelheid, ziel is eenheid. Wat een geweldige ervaring om te zien dat ik niet mijn lichaam ben! Wat verheven om te zien dat ik me kan losmaken van al dat aardse. Ik kan de nesjama, de ziel van de ander niet zien. Maar ik mijn eigen nesjama wel voelen.
Nesjama betekent 'adem'. Ademen betekent uitwisseling met de omgeving. Ik kan mijn zieleberoerselen delen met een andere ziel. Onze nesjama heeft iets G’ddelijks want het onttrekt zich volledig aan de aardse, fysieke realiteit. Het staat erboven, hoewel het ermee verbonden is. Ik heb het lichaam nodig om mijn nesjama te laten spreken en handelen in deze wereld.
Achter de wereld
Maar tegelijkertijd voel ik intuïtief dat de nesjama veel hoger reikt. Het is veel meer dan alleen het vuren van neuronen in mijn hersenen. De nesjama geeft mij mijn lichaamsvoorstelling. Mijn nesjama geeft mij een beeld van de wereld, integreert alles om mij heen, maakt het tot één grote eenheid, die ik waarneem zodra ik mijn ogen open doe. Wat een wonder! De Talmoed stelt dat net zoals de ziel zich verbergt achter het lichaam, G’d zich verbergt achter de wereld.
Hoe is het mogelijk dat het hele universum toch als een eenheid opereert? Hoe is het mogelijk dat alle verschillende deeltjes samenhangen? Er is geen fenomeen in de wereld, dat niet afhankelijk is van iets anders! Het universum is een zelfgenoegzaam systeem dat zichzelf doorlopend in stand houdt. Maar wat stuurt dit alles aan? Wat is het doel van dit geheel? Achter die veelheid van materie zit een totale eenheid die zo abstract is, dat het door de veelheid van de materie niet gevangen kan worden.
Hij is er wel en vormt de centrale en centraliserende Kracht van het heelal. Daarzonder is geen zin en doel mogelijk, daarzonder is geen eenheid mogelijk, daarzonder is geen samenhang mogelijk. Er bestaat geen strijd tussen wetenschap en religie. Religie is de basis van de wetenschap. Spreuken stelt “het begin van de wijsheid is G’d zien”. Wat betekent dit?
Pas wanneer we het achterliggende Verenigende Beginsel herkennen, is er sprake van werkelijke wetenschap.
G’d zien
Zolang wij er niet vanuit gaan dat er achter de materiële wereld een Eenheidscreërend Principe schuil gaat, is zoeken naar samenhang zinloos of berust het op puur toeval. Wanneer wij ervan uitgaan dat alles uit één Punt voortkomt, is het zinnig om naar samenhang te zoeken en verbanden aan te brengen tussen de gebeurtenissen in de wereld. Ieder mens heeft een natuurlijk gevoel voor samenhang. Maar samenhang is alleen maar denkbaar wanneer fenomenen uiteindelijk uit één punt voortvloeien of in ieder geval door één punt samengebundeld worden.
Op de universiteit doen we niet veel anders dan doorlopend zoeken naar verbanden, samenhang, correlaties en verhoudingen. Alles staat met alles in verband. Deze impliciete aanname vormt de basis van “het begin van wijsheid is G’d zien”. Pas wanneer we dat achterliggende Verenigende Beginsel herkennen, is er sprake van werkelijke wetenschap, geen toevallige, maar van tevoren ingebedde verbanden ontdekken.
Dat is respect voor het G’ddelijke in de mens, dat ons allen verbindt en de basis voor ons religieuze gemeenschapsgevoel vormt. Dat is religie. Daarom is afgoderij van 'alleen het uiterlijk' zo verkeerd. Omdat wij de Eenheid uit het oog dreigen te verliezen. Dan dooft het licht ...