Ons dorp staat vol met olijfbomen. Ieder jaar, in oktober, plukken de wat oudere kinderen, samen met hun ouders, de olijven.
Van de olijvenoogst wordt olijfolie gemaakt die in ons dorp wordt verkocht. Van de opbrengst maken de kinderen een studiereis naar Europa, naar de concentratiekampen. Om te leren over hun geschiedenis. Toen ik zeventien jaar geleden hier kwam wonen, schreef ik erover. Supertrots. Ik kreeg daarop een aantal negatieve reacties.
Ons dorp was voor 1948, voor de oprichting van de staat Israël, een Arabisch dorp. Onze oude olijfbomen zijn van ver daarvoor, maar volgens de reacties was het onterecht om positief over de olijvenpluk te schrijven, aangezien de Arabieren door ons uit hun dorp waren verjaagd. U weet dat ik nooit over politiek schrijf, en ik ga dat nu ook niet doen. Ik schrok van de reacties en heb nooit meer over de olijvenpluk geschreven.
Niets is zwart-wit
Nu, vele jaren later, denk ik er anders over. Dat komt door de ontelbare ontmoetingen en gesprekken die ik met een verscheidenheid aan Israëli’s heb gehad… over Israël, het leven hier, de geschiedenis.
Het heeft me geleerd dat er geen zwart of wit is, zelfs niet één tint grijs. Ieder verhaal kent vele invalshoeken. Misschien heb ik wel het meest geleerd van de 25-jarige Zada. Ik interviewde haar voor mijn boek Over Grenzen. Dit naar aanleiding van een artikel dat ik schreef over hightechseminars die Israëli en Palestijnen verbinden en waar Zada deel van uitmaakt. Zij studeert in Tel Aviv, haar ouders wonen in het Arabische dorp naast ons en haar grootouders hebben tot 1948 in ons dorp gewoond. Toen ze me dat vertelde, wist ik niet goed hoe ik moest reageren.
‘Dat spijt me zo’, was het enige dat ik toen kon bedenken. ‘Maak je geen zorgen', reageerde Zada. ‘We kunnen het verleden niet veranderen, we kunnen wel aan de toekomst werken.’ Het is een ingewikkeld onderwerp. Vanuit de Arabische kant wordt gezegd dat de Arabische bevolking uit hun dorpen is weggejaagd door de Joodse bevolking. De Joodse bevolking zegt dat de Arabische leiders hen hebben opgeroepen hun dorpen te verlaten met de belofte dat ze snel zouden kunnen terugkeren, wat nooit is gebeurd. Met mijn Arabische vrienden vermijd ik dit onderwerp omdat ik ze niet wil kwetsen.
Zada vertelde me toen: 'Mijn grootouders noemden zichzelf vluchtelingen en ik heb altijd de behoefte gevoeld om te begrijpen wat er toen gebeurd is. Het hield me bezig hoe dit alles heeft kunnen gebeuren, en vooral hoe het conflict op te lossen is zonder in een nieuwe oorlog verzeild te raken.'
Vredestichter
Zada vervolgde: 'Ik besloot in gesprek te gaan met Joodse Israëli’s. Dat was belangrijk voor me. Ik wilde mijn pijn en mijn standpunt met hen delen en ook hun verhaal begrijpen. Ik nam deel aan workshops die gingen over de Tweede Wereldoorlog en over het Jodendom. Op mijn beurt vertelde ik over het verdriet van de Palestijnen en de pijn die het kwijtraken van ons land veroorzaakte. Het is belangrijk is om altijd duidelijk te zijn, ongeacht of de ander het met je eens is of niet. Ik voel me een vredestichter. Ik wil vrede en rechtvaardigheid in deze regio brengen.’
Het waren bijzondere gesprekken met de jonge Zada. Israël zit in mijn genen, mijn bloed, van mijn kruin tot mijn tenen. Het is mijn land, maar dat betekent niet dat ik niet open behoor te staan voor de ander.
Toch… toen ik vanmorgen om zes uur, het was nog donker, kinderstemmen rondom mijn huis hoorde, wist ik dat de olijfpluk was begonnen en voelde ik me super-, supertrots.