Prof. Aharon Barak, de voormalige opperrechter van het Hooggerechtshof van Israël, begon zijn leven in het vooroorlogse Litouwen. Zoals alle kleine jongens in een cultureel Joodse omgeving, wilde ook de kleine Aharon zijn vader evenaren. Zijn vader had een passie voor rechtvaardigheid en Aharon wilde in zijn voetsporen treden.
Toen hij net zeven jaar oud was, vielen de nazi’s Litouwen binnen. Samen met 30.000 doodsbange Joden werden hij en zijn ouders verbannen naar een wijk in Kaunas met kleine vervallen huisjes en zonder stromend water. Daar in het getto van Kaunas werden Joodse mensen, jong en oud, onder vreselijke omstandigheden gedwongen uniformen te maken voor het Duitse leger. Het leven was nog maar nauwelijks tot rust gekomen toen de terreur opnieuw toesloeg. Er werden 5.000 kinderen en 5.000 volwassenen uit de fabrieken gehaald en naar een fort buiten de stad gebracht, waar ze werden doodgeschoten.
Twee jaar lang zwoegde de Joodse gemeenschap voor de Duitsers in de overtuiging dat, als ze zich nuttig konden maken voor de nazi-oorlogsinspanning, ze misschien konden overleven. Maar toen de geruchten de ronde deden dat er opnieuw een massamoord op kinderen zou plaatsvinden, wisten Aharons ouders dat ze actie moesten ondernemen. Ze bedachten een gewaagd plan. Ze besloten hem uit het getto te smokkelen in een van de zakken met Duitse uniformen. Zijn ouders stopten hem in de zak en zeiden hem geen geluid te maken. De kleine Aharon werd op een van de wagens gezet die de goederen uit het getto brachten. Tot zijn schrik en die van zijn ouders zat er een nazi op de stapel zakken om de goederen te bewaken. Aharon zat in de bovenste zak. Onder het gewicht van de nazi kon hij nauwelijks ademen.
De Duitsers reden de voorraden naar een nabijgelegen boerderij en gooiden de zakken in een schuur. Toen alles rustig was, stak Aharon zijn hoofd naar buiten en zag tot zijn verbazing dat zijn moeder zich achter een stapel hooi verstopte. Hoewel ze verwachtte dat ze haar man nooit meer terug zou zien, wilde ze de jongen hoop geven. Ze vertelde hem dat vader hen na de oorlog zou ontmoeten in het land Israël. Gedurende het daaropvolgende jaar verstopten dappere lokale boeren de twee in hun schuren, loodsen en kelders. Aharon en zijn moeder moesten voortdurend naar andere schuilplaatsen verhuizen om geen argwaan te wekken bij de buren. Er waren genoeg mensen die op zoek waren naar Joden, en die ook graag de redders aan de kaak stelden. Tijdens dat onderduikjaar leerde Aharons moeder haar zoon rekenen en geschiedenis. Ze gaf hem al fluisterend les om geen lawaai te maken. Alleen op sommige avonden durfden ze naar buiten voor wat frisse lucht.
Toen de oorlog was afgelopen, ging hun gevaarlijke reis verder. Europa was nog steeds niet veilig voor Joden. Alleen het land Israël was het ware toevluchtsoord. De twee liepen door een door oorlog verscheurd en vijandig Europa. Eerst kwamen ze door Litouwen, daarna door Polen, Roemenië en Hongarije. Toen ze na een uitputtende reis de Oostenrijkse grens bereikten, kon de 9-jarige Aharon zijn ogen nauwelijks geloven. Op hen wachtte een divisie van de Joodse Brigade. Op de mouwen van de soldaten stond een embleem van de Israëlische vlag. De soldaten brachten hen naar de kust en zetten hen op een schip naar Israël.
De belofte van zijn moeder kwam uit toen Aharon in Israël werd herenigd met zijn vader.
Zodra hij oud genoeg was, schreef hij zich in aan de Hebreeuwse Universiteit. Als dertiger kreeg hij al de functie van decaan aan de rechtenfaculteit aangeboden. Het kleine kind dat zich verstopte, zou ook ooit deelnemen aan de vredesonderhandelingen met Egypte in 1978. Maar zijn meest onvergetelijke prestatie was zijn benoeming tot opperrechter van het Hooggerechtshof van Israël. Toen wist Aharon als volwassen man dat zijn kinderwens om zijn vaders liefde voor het recht te volgen, eindelijk werkelijkheid was geworden.