Sluiten

Zoeken.

‘Een deel van mijn herinneringen heb ik gewist’

Door Geja Lahpor - 

1 mei 2024

2021 CVI website (22)

Fred Meijer (links) met zus Hanneke en broer Bob in 2012. | Foto: Meijer

In Bussum ontmoet ik Fred, de broer van Bob Meijer, de journaalpresentator uit de negentiger jaren die in december 2023 overleed. Fred heeft dezelfde mooie en herkenbare stem als zijn broer. Alfred Jules Meijer was in 1943 nog geen drie jaar oud toen hij tijdens een razzia in Amsterdam met zijn ouders, broertje en zusje uit hun huis in de Sarphatistraat gehaald werd. Ze werden naar het Jonas Daniël Meijerplein gebracht en vandaar met de tram naar het Amstelstation. De treinen stonden klaar om honderden Joden naar Westerbork te brengen, onder wie ook het gezin Meijer. Als Holocaustoverlevende vertelt hij zijn ongelofelijke verhaal.

“Ik weet nog dat ik als jong kind in de concentratiekampen Westerbork en Bergen-Belsen vreselijke dingen zag, maar dat heb ik, om te overleven, uitgewist. Gewist uit mijn herinneringen. Als ik nu nog beelden terugzie van Bergen-Belsen, emotioneert me dat wel. Ik heb het meegemaakt, en toch heb ik er nog veel over gelezen.”

Onbekende bestemming

Van Westerbork en Bergen-Belsen weet hij zich nog weinig te herinneren. Daarna werd het gezin Meijer opnieuw op transport gesteld, dit keer met 'onbekende bestemming'. De bedoeling was Theresienstadt in Tsjechië, waar gaskamers in aanbouw waren. “Van deze verschrikkelijke treinreis en de tijd erna heb ik een deel van mijn herinneringen behouden. Zo weet ik nog goed, dat de trein steeds door de geallieerden beschoten werd, ik hoor het nóg! Dat zou de reden kunnen zijn dat ik ook nog steeds schrik als ik knallen hoor. We zaten bijna twee weken in die trein, maar we zijn nooit in Theresienstadt aangekomen. Een kwart van de mensen zijn in die trein omgekomen, onder wie mijn vader, die aan dysenterie leed. Ik heb de meest erge dingen gezien, maar dit vond ik het allerergste.”

Radeloos

In Tröbitz, bij Leipzig, kwam de trein na twaalf dagen tot stilstand. Dat betekende dat alle opeengepakte Joden van dit 'verloren transport' werden bevrijd. “Toen we uit de trein waren gekomen, bleef mijn vader op de rails achter.” Even is het stil. Dan gaat Fred verder:

“Wij kwamen daar op een boerderij terecht, waar wij als kinderen met mijn moeder in één bed sliepen. Hier konden wij twee maanden blijven. We waren totaal uitgehongerd, en toen ik daar grote hammen zag hangen, leek mij dat érg lekker. Maar ik herinnerde mij ook dat mijn vader, die arts was, in de trein nog zei dat we niet te veel moesten eten zodra het weer mogelijk was.

We misten onze vader erg, en toen mijn moeder daar ook nog eens overleed aan vlektyfus, waren we radeloos. Ik weet nog goed dat ik heel erg gehuild heb”, vertelt Fred met emotie in zijn stem. “In één maand waren wij weeskinderen geworden terwijl de bevrijding voor de deur stond.”

Geen plaats

Met het Rode Kruis werden de drie kinderen naar Nederland gebracht. “Mijn broertje, zusje en ik werden gescheiden ondergebracht, want niemand wilde drie kinderen met een kampsyndroom hebben. Ik werd bij bekenden, een gezin met twee zoontjes geplaatst, waar ik het als bijna vijfjarige heel moeilijk had. Die jongens pestten mij, bonden me vast op stoelen, en deden andere vervelende dingen. Toen ze op vakantie gingen, was er voor mij geen plaats in de auto. Ik weet nog goed dat ik toen naar naaste familie ging, die één zoontje hadden. Daar begrepen ze hoe moeilijk ik het had. Daarom kon ik definitief bij hen blijven, hoewel ik nooit officieel ben geadopteerd. Daar kwam ik eindelijk op mijn 'bestemming', want ik was welkom, zo voelde dat. Ik heb hen altijd beschouwd als mijn 'eigen gezin'. Eén van hun kinderen was tijdens de onderduik omgekomen. Ik was misschien wel in zijn plaats gekomen. Toen ik vijf jaar was, zei mijn pleegmoeder een keer tegen mij: 'Je weet toch wel dat ik je moeder niet ben?' Ik zei toen: 'Ja, dat weet ik, maar u bent tóch mijn moeder'. In dit pleeggezin heb ik een goede jeugd gehad. Later ben ik op kamers gegaan en heb ik in Amsterdam gestudeerd.”

Geen stolpersteine

Fred heeft altijd contact kunnen houden met zijn broertje Bob en zusje Hanneke. “Bob heeft het niet gemakkelijk gehad, want hij kwam in zijn opvanggezin op de tweede plaats. Zo moest hij altijd in de keuken eten, samen met de huishoudelijke hulp, in plaats van bij het gezin in de kamer. Later hadden we veel vaker contact. Onderling hebben we niet veel over de oorlog gepraat, want dat vonden we moeilijk. Het heeft allemaal wel de rest van mijn leven getekend. De helft van mijn familie is omgekomen in concentratiekampen. Het namenmonument getuigt daarvan. Later heb ik samen met Bob en Hanneke Tröbitz nog bezocht. Maar Stolpersteine (struikelstenen) zijn er bewust niet voor ons geplaatst na overleg met mijn zusje. Ze zei: ‘Vroeger werd er op ons getrapt, en dan trappen ze straks weer op ons door over de Stolpersteine heen te lopen'”, besluit hij zijn bewogen verhaal.

Fred Meijer (1940) was biochemicus, is getrouwd en heeft drie kinderen die allemaal in Israël zijn geweest.

Geja

De auteur

Geja Lahpor

Geja Lahpor is freelance journaliste en schrijft regelmatig voor Christenen voor Israël.

Doneren
Abonneren
Agenda