Sluiten

Zoeken.

Artikelen

Activiteiten

Kennisbank

Podcasts

Projecten

Publicaties

Videos

Overig

Een ongehoorde symfonie

Door Yoel Schukkmann - 

21 augustus 2023

2021 CVI website (43)

Vanaf de tweede dag van de maand Eloel, afgelopen vrijdag, hebben we een oud Joods gebruik om elke dag na het ochtendgebed op de sjofar te blazen.

De sjofar is misschien wel het meest bekende symbool van de Hoge Feestdagen, dat met name gebruikt wordt om het Joodse Nieuwjaar in te luiden. Maar hoewel het blazen van dit instrument het hoogtepunt is van de dienst, kan niet iedereen altijd naar de synagoge komen om dit te horen.

In het openbaar

Op de sjofar blazen in parken, op straathoeken, in ziekenhuizen, gevangenissen, bejaardentehuizen, militaire bases of bijna overal waar je maar kunt bedenken, is tegenwoordig niets nieuws. Of het nu in Israël is -in zowel religieuze als seculiere wijken- of in veel steden buiten Israël, zal een Jood altijd wel ergens de sjofar kunnen horen.

Maar dit was niet altijd het geval. Er waren tijden in de Joodse geschiedenis dat er een duidelijk gevaar voor iemands leven was om zelfs maar gezien te worden met een sjofar. En toch is er een verbazingwekkende Spaans-Joodse overlevering van een dappere Jood die alle logica tartte en dit Rosj Hasjana-gebruik in het volle zicht verborg.

Inquisitie

In het jaar 1469 werd het Spaanse schiereiland na jaren van vechten verenigd onder koning Ferdinand van Aragon en koningin Isabella I van Castilië. Op 2 januari 1492 heroverden ze Granada, het laatste moslimbolwerk van de Moren, en maakten daarmee een einde aan de Spaanse Reconquista.

Binnen enkele maanden probeerden de Spaanse heersers nu van hun nieuwe koninkrijk een volledig christelijke natie te maken en een deadline werd gesteld op 2 augustus 1492. Terwijl de moslims (voorlopig) legaal toegestaan waren om Islam in het openbaar te praktiseren, mochten praktiserende Joden niet blijven in het christelijke koninkrijk.

Vele duizenden Joden kozen voor ballingschap in plaats van gedwongen bekering. Binnen enkele dagen was de Joodse gemeenschap van Spanje, die honderden jaren had gebloeid, er niet meer. Synagogen en Joodse scholen werden gesloten en de verlaten huizen van gevluchtte Joden werden ingenomen door hun niet-Joodse buren.

In de weken en maanden die volgden op deze verdrijving, leek het Joodse leven volkomen dood. Maar niet alle Spaanse Joden waren gevlucht. Veel Joden leefden alsnog ogenschijnlijk christelijk in het openbaar, maar hielden zich in het geheim aan alle Joodse gebruiken.

Christelijke Spanjaarden noemden deze Joden 'marranos', een kleinerende term die 'varkens' betekent. Deze verborgen Joden wisten dat hun leven op het spel stond. Tegen die tijd had de Spaanse inquisitie al duizenden Joden in het openbaar geëxecuteerd.

Openbare verbrandingen van Joden kwamen zo vaak voor dat ze zelfs een naam hadden: auto de fe (letterlijk: ‘daad van geloof’). En het bijwonen van deze veel voorkomende spektakels werd een populair nationaal tijdverdrijf.

De dirigent in Barcelona

In de stad Barcelona was een grote groep Joden die zich in het geheim toch aan hun oude tradities bleven houden. Don Fernando Aguilar was een prominente Jood die dirigent was van het prestigieuze Koninklijke orkest in Barcelona.

Toen het edict kwam om alle praktiserende Joden uit Spanje verbannen, besloot Don Aguilar om te blijven. Hij omarmde het christendom in het openbaar, maar tegelijkertijd bleef hij zijn eigen geloof in het geheim volgen.

Hoewel dit betekende dat hij elk moment kon worden gearresteerd, bleef Don Aguilar toch als Jood leven. Elke avond wanneer hij thuiskwam kuste hij een mezoeza die hij in zijn vloerplanken had verstopt. Hij at alleen maar koosjer en hield zich strikt aan de Joodse feestdagen.

Na verloop van tijd werd het steeds moeilijker om zijn Joodse gebruiken vol te houden. Maar toch bleef Don Aguilar doen wat hij kon. Er was geen synagoge meer in zijn stad, maar toch kwamen groepen Joden in besloten kring bijeen, op straffe van de dood, om hun gebeden te fluisteren. Jaar na jaar ging de geheime Joodse gemeenschap door, vasthoudend aan zoveel mogelijk van de geboden die G-d hun voorouders had gegeven.

Maar sommige gebruiken waren simpelweg bijna onmogelijk om te doen. Een hiervan was het horen van de sjofar. Elke Rosj Hasjana en Jom Kipoer kwamen de geheime Joden van Barcelona bijeen om te bidden. Op Rosj Hasjana aten ze samen een feestmaaltijd, en op Jom Kippoer deden ze hun zaken in het openbaar, zonder te laten zien dat ze aan het vasten waren.

Maar om luid op de sjofar blazen was onmogelijk, laat staan de 100 klanken die de Talmoed voorschrijft. Dit zou namelijk leiden tot onmiddellijke arrestatie, marteling en openbare verbranding.

Speciale symfonie

Vijf lange jaren na de verdrijving van de Spaanse Joden, na vijf jaar van een dubbelleven, zag Don Aguilar zijn kans. In 1497 deed hij een openbare aankondiging: op zondag 5 september zou hij persoonlijk het Koninklijk Orkest van Barcelona leiden in een speciaal concert van zijn eigen compositie. Het stuk dat hij had geschreven was anders dan wat ooit eerder in Spanje was gehoord.

Het was, zo verklaarde hij, een viering van inheemse volkeren en hun culturen. Elk instrument dat ooit over de hele wereld was uitgevonden, hoe ver weg ook, zou vertegenwoordigd zijn.

Op de avond van het concert zat de orkestzaal vol. Veel van de aanwezigen waren ‘geheime’ Joden. Sommigen in het publiek merkten op dat Don Aguilar niet het gouden kruis droeg dat hij gewoonlijk droeg, maar er was zoveel opwinding over zijn ongebruikelijke orkestwerk dat niemand hier veel aandacht aan besteedde.

Toen de gordijnen opengingen, begon het concert zoals gepland. Trouw aan zijn woord hoorde het publiek van een breed scala aan instrumenten. Er waren toeters en bellen, snaarinstrumenten en een scala aan verschillende trommels en trompetten. In het midden van het concert liep een muzikant het podium op met een ongewoon instrument: een ramshoorn.

De muzikant zette het aan zijn lippen en begon te blazen: tekia, sjevarim, teroe’a. Elke klank van de Rosj Hasjana sjofar-dienst weerklonk luid door de zaal - honderd stoten in totaal. Het merendeel van het publiek zag dit als een interessante uitvoering van een onbekend instrument. Maar voor de geheime Joden in het publiek gaf Don Aguilars 'muziek' hen voor het eerst sinds jaren de kans om de sjofar te horen.

5 september 1497 was de eerste dag van de Joodse maand Tisjree 5258 – de nacht van Rosj Hasjana.

Schreeuw om G-d

Er is weinig bekend over Don Aguilar. Sommigen zeggen dat hij kort na dit concert was gearresteerd en in het geheim geëxecuteerd, zodat het nieuws over zijn heldendaden niet zou uitlekken. Anderen beweren dat hij aan ouderdom is gestorven en altijd een (geheim) Joods leven heeft geleid.

Het enige dat zeker bekend is, zijn de heldhaftige acties van die Rosj Hasjana, meer dan 500 jaar geleden, toen hij op een avond een hele verborgen Joodse gemeenschap de sjofar liet horen. Klanken die zeker als een schreeuw van hun ziel waren om zich opnieuw te verbinden met hun Vader in de Hemel. Want de klank van de sjofar staat voor onze persoonlijke aanvaarding van G-ds heerschappij, en hiermee ook Zijn koningschap over de hele wereld.

Dit kan worden gedaan te midden van de pracht en praal van de synagoge, maar wat nog belangrijker is; is dat dit moet gebeuren in ons hart, in onze gedachten en onze ziel, waar wij ook zijn, en in welke situatie we ons bevinden. Want niets herinnert ons zo aan wie we werkelijk zijn als de simpele klanken van de sjofar.

Ontwerp zonder titel

De auteur

Yoel Schukkmann

Yoel Schukkmann groeide op in Nederland, waar hij chassidisch werd, wat wij zouden noemen 'ultra-orthodox' Joods. Hij verhuisde daarom in zijn tienerjaren naar Israël om in een jesjiewa te leren....

Doneren
Abonneren
Agenda