Gebruik het Wereldgerechtshof niet als politiek wapen tegen Israël
Door Andrew Tucker -
17 februari 2025
Dit past in een terugkerend patroon binnen de VN: desinformatie, demonisering van Joden en pogingen om de enige Joodse staat te delegitimeren. Het verzoek om een advies van het Internationaal Gerechtshof draait om Israëls “langdurige bezetting” van “Palestijns gebied” en vermeende discriminatie. Diezelfde ideologische stroming zorgde ervoor dat de Algemene Vergadering op 15 mei—de oprichtingsdatum van de staat Israël—de “Nakba-dag” (“Dag van de Catastrofe”) uitriep.
De PLO komt niet met schone handen naar het Hof. Het verzoek aan het Internationaal Gerechtshof is, ironisch genoeg, opnieuw een poging om zich te onttrekken aan haar eigen verplichtingen tot een vreedzaam compromis. Dit past binnen de decennialange strategie van de PLO, waarin wetsovertredingen eerder regel dan uitzondering zijn.
Ondanks Yasser Arafats beloften in 1993 heeft de PLO haar handvest nooit aangepast. Het roept nog steeds op tot geweld om heel “Palestina”—van de Jordaan tot de Middellandse Zee—te “bevrijden”, met andere woorden: Israël uit te roeien. Er is weinig reden om aan te nemen dat de organisatie sindsdien veranderd is, zeker niet gezien haar geschiedenis van terreur, zoals de moord op Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in München in 1972.
Toen door Iran gesteunde Palestijnse terreurgroepen dagenlang honderden raketten op Israëlische huizen lieten regenen, beschuldigden de PLO en de PA Israël van terrorisme in plaats van de aanvallen te veroordelen. Ondertussen blijft de Palestijnse Autoriteit zelf jaarlijks honderden miljoenen dollars uitgeven om terreurdaden te stimuleren door middel van haar “pay-for-slay” beleid.
Waarom het ICJ deze zaak niet zou moeten behandelen
Ten eerste heeft het Internationaal Gerechtshof (ICJ) geen jurisdictie over deze zaak, omdat de Algemene Vergadering niet bevoegd was om om advies te vragen. Volgens artikel 12 van het VN-Handvest kan alleen de VN-Veiligheidsraad zo’n verzoek indienen, aangezien dit geschil exclusief aan deze raad is toegewezen.
Ten tweede ondermijnt de resolutie de Oslo-akkoorden, die de Algemene Vergadering zelf een kwart eeuw geleden goedkeurde. Deze akkoorden, tot stand gekomen met bemiddeling van president Bill Clinton, werden vrijwillig ondertekend door zowel de Palestijnse als Israëlische leiders. Toch worden ze in deze resolutie volledig genegeerd.
In de Oslo-akkoorden staat dat Israël het recht heeft om een militaire regering en een burgerlijk bestuur te handhaven op de Westelijke Jordaanoever, totdat er een definitief akkoord is bereikt tussen Israëli's en Palestijnen.
Ze bepalen ook dat over belangrijke kwesties, zoals nederzettingen, grenzen en de status van Jeruzalem, onderhandeld moet worden tussen de twee partijen.
Daarnaast maken de Oslo-akkoorden Palestijnse zelfbeschikking afhankelijk van “directe, vrije en algemene politieke verkiezingen.” In werkelijkheid heeft de Palestijnse Autoriteit echter al bijna twintig jaar geen verkiezingen toegestaan. Mahmoud Abbas zit inmiddels in het 18e jaar van zijn vierjarige presidentstermijn.
Ten derde bevat de resolutie, waarin het ICJ om advies wordt gevraagd, tal van feitelijke beweringen die simpelweg onjuist zijn en die het Hof onmogelijk kan verifiëren. Zo wordt er bijvoorbeeld gesteld dat Israël “maatregelen heeft genomen om de demografische samenstelling, het karakter en de status van de Heilige Stad Jeruzalem te veranderen.”
Het ICJ beschikt echter niet over onderzoeksinstanties om dergelijke claims te toetsen. De kritiekloze acceptatie van zulke onbewezen beweringen zou een ernstige ondermijning van fundamentele principes van de rechtsstaat betekenen.
De Israëlische verdedigingstroepen beschermen hun burgers tegen onophoudelijke raketbeschietingen en terreuraanslagen. Maar in New York en Den Haag is Israël afhankelijk van andere landen om zijn verdediging te verdedigen.
De landen die echt waarde hechten aan het VN-systeem, zullen een verklaring afleggen bij het VN-gerechtshof en erop aandringen geen gepolitiseerd sanctieadvies te geven. Ze hebben hiervoor tot 25 juli de tijd.
Ze kunnen er ook op aandringen dat de PLO terugkeert naar de onderhandelingstafel om te onderhandelen over vrede, in de geest van de waarden van het VN-handvest.