Helaas kennen we allemaal de beelden van Palestijnen die terreuraanslagen vieren met spontaan dansen, het uitdelen van snoepjes, het financieel belonen van veroordeelde terroristen in Israëlische gevangenissen en het aanmoedigen van Jodenhaat. Op 22 oktober 2014 ramde Abdel Rahman al Shaludi, met een auto in op een groep mensen bij een tramhalte in Jeruzalem. Deze aanslag kostte het leven van een drie-maanden oude baby en een 22-jarige jonge vrouw (en vele gewonden).
Trots op wat?
Als reactie op de aanslag werd een maand later het huis van de familie Shaludi gesloopt door het Israëlische leger. In media-interviews verklaarde de grootmoeder van de terrorist, zittend in de ruïnes van hun huis, hoe trots ze was op de acties van haar kleinzoon. Wat een verschil is dit met ons eigen denken. Waar is een Joodse oma, of wat dat betreft elke oma in Nederland, trots op? Ze is trots op de vriendelijkheid en het goede karakter van haar kleinkinderen, op hun prestaties die de mensheid ten goede komen. Maar deze oma was er trots op dat haar kleinzoon een terrorist en moordenaar was. De Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770–1831) zei dat ‘we leren van geschiedenis, dat mensen niet leren van geschiedenis’. Het is misschien daarom dat de Thora ons juist vertelt (Deut. 32:7) om dit wel te doen. Om in het verleden te kijken en ervan te leren voor gebeurtenissen die in onze tijd plaatsvinden.
‘We leren van geschiedenis, dat mensen niet leren van geschiedenis’. Het is misschien daarom dat de Thora ons juist vertelt (Deut. 32:7) om dit wel te doen.
De Joodse reactie
Hoe reageren we op een samenleving van mensen die zich verheugen wanneer we worden gemarteld en afgeslacht, en wanneer grootmoeders het bloedbad vieren? Als wij kijken naar de tien plagen in Egypte kunnen wij ons afvragen waarom alle eerstgeboren Egyptenaren stierven (Ex. 12:29). Waarom werden zij gestraft? Was elke eerstgeborene schuldig? De Midrasj (een verzameling van Joodse overleveringen) legt uit dat heel Egypte zich verheugde in de onderdrukking van een Jood. De hele Egyptische samenleving was verheugd over de martelingen, pijn en angst die het Joodse volk werd aangedaan.
De enige zinvolle reactie dat wij hierop kunnen geven, is om ons in gebed tot G-d te keren en Hem te danken voor Zijn geschenk aan ons: de Thora, die ons leert om van het leven te houden, het te waarderen en nooit als slachters van de mensheid te zijn. Het is om deze waardering dat wij de Thora liefhebben, het willen bestuderen en ernaar willen leven. En het is ook precies om deze waardering dat wij Chanoeka vieren.
Het grote verschil
De datum dat wij Chanoeka vieren wijst al op het verschil van denken van deze grootmoeder en het Joodse volk. De Talmoed-commentator rabbijn Nissim van Gerona (1320-1380) merkt op dat het Hebreeuwse woord ‘Chanoeka’ een combinatie is van twee woorden: ‘chanoe’ - ze [de Joden] rustten uit ‘van de oorlog’ en ‘Kaf Hee’ (25) - ‘op de 25e [van de maand] Kislev’. Elke overwinningssdag van een oorlog wordt meestal gevierd op de dag dat een bepaald land een oorlog heeft gewonnen. De Nazi’s capituleerden in Nederland op 5 mei, daarom wordt deze dag gevierd als ‘Bevrijdingsdag’ - niet 6 mei. Waarom vieren Joden dan Chanoeka op de dag dat we uitrustten? Zouden wij niet de dag moeten vieren dat onze voorouders de oorlog tegen de Grieken hadden gewonnen?
Rabbijn Yosef Shalom Elyashiv (1910-2012) legde uit dat we hieruit een belangrijke les leren over oorlogsvoering. Door de hele geschiedenis heen zagen grote strijders oorlog als een middel om hun macht te laten zien, en om op te scheppen over hun veroveringen. Ze vierden het behalen van hun uiteindelijke doel: het neerslaan van hun vijanden. Maar voor het Joodse volk was oorlog alleen maar een middel om een dreiging uit de weg te ruimen; een dreiging die hun werkelijke levensdoelen verstoorde. Voor hen was overwinning in oorlog geen prestatie. De echte prestatie was wat ze na het winnen van de oorlog zouden bereiken met hun nieuw gevonden vrede die de vrucht was van hun overwinning. De Hasmoneeën mogen dan grote strijders zijn geweest, maar ze waren dat alleen maar voor G-d. Ze hielden niet van de strijd, oorlog of het verslaan van hun vijanden.
Voor hen was overwinning in oorlog geen prestatie. De echte prestatie was wat ze na het winnen van de oorlog zouden bereiken met hun nieuw gevonden vrede die de vrucht was van hun overwinning.
Waar het echt om draait
Waar zij van genoten was om G-d te dienen in de Heilige Tempel. Ze genoten om dicht bij G-d te leven, door het naleven van de Thora. Iets wat niet mogelijk was toen de Grieken het land regeerden met al hun decreten, die bedoeld waren om het licht van de Thora te doven. Koning Salomo zei (Spreuken 24:17) ‘verheug u niet in de val van uw vijand’. Onze overwinning werd niet behaald toen de Grieken werden verslagen op het slagveld, maar op de dag dat we terugkwamen in de Tempel, de Tempel opruimden en opnieuw offers begonnen te brengen. De werkelijke viering van Chanoeka is niet zozeer de heroïsche overwinning, maar de vrijheid om Thora te leren en G-d’s geboden te kunnen houden.
Ondanks grootmoeder Shaludi’s haatdragende denkwijze, en al het toenemende antisemitisme in de wereld, leven wij -in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht- vandaag toch in een grotere staat van vrede dan ooit tevoren sinds de verwoesting van de Tweede Tempel. We hebben de vrijheid om Thora te leren, en G-d’s geboden te houden. Chanoeka is een feest dat juist onze generatie met een onstoppelijke vreugde zou moeten vieren, meer dan bijna elke generatie voor ons sinds de dagen van Juda de Makkabeeër.