Lieve mensen: ik ben ontslagen! Vandaag had ik het eindgesprek met de bestuurder en de secretaresse had een afscheidscadeau voor me gekocht als teken van dank voor onze samenwerking. Ook ontving ik van het bestuur een prachtig boeket bloemen.
Ik hoop wel dat we nog contact houden en dat ik op een andere manier mijn bijdrage zal mogen blijven leveren. Maar mijn sleutel heb ik ingeleverd. Ik blijf altijd welkom, werd er nadrukkelijk gesteld. Ik zal heel eerlijk zijn: ik vond het afscheid moeilijk, maar het was geen verrassing en mijn werk voelde het laatste half jaar als ‘terug was weggeweest’.
Waar heb ik het over, zult u zich afvragen. Het laatste half jaar was ik ingevallen als geestelijk verzorger / rabbijn in het Sinai Centrum en aan dat invallen was nu een eind gekomen. U kent mij waarschijnlijk voornamelijk als een rabbijn die zichtbaar is, naar buiten treedt. Dat klopt, maar mijn passie ligt bij de pastorale zorg, bij het binnen. Mensen met grote problemen helpen of op z’n minst naar hun probleem luisteren. Even mocht ik terug zijn bij het Sinai Centrum waar ik bijna 40 jaar in dienst ben geweest. Wat een voorrecht, wat een dankbaar werk. En dus vond ik het best lastig dat mijn tijdelijke contract als inval-rabbijn voorbij was.
U kent mij waarschijnlijk als een rabbijn die naar buiten treedt, maar mijn passie ligt bij de pastorale zorg.
Maar er is ook iets moois te melden. Ik wist het natuurlijk al vele maanden, maar morgen, voor u lezer van mijn dagboek dus vandaag, wordt het publiekelijk: mijn vriend Roger van Oordt, tot voor kort slechts directeur van Christenen voor Israël, wordt benoemd tot Honoraire Consul van Israël. Standplaats: Israëlcentrum te Nijkerk. Ik zal hem dus voortaan met Zijne Excellentie moeten aanspreken en de nummerplaat van zijn auto zal voorzien zijn van CC, Corps Consulaire. Ik hoop dat de mosterd-kleurige auto omgeruild kan worden voor een statig donkerblauw of gewoon zwart. Want een Consul in een mosterd-kleurig gedrocht past gewoon niet!
Drukke agenda
Nu het gewone werk van voor corona weer is begonnen, de lezingen, lessen en bijeenkomsten, heb ik een probleem. Het corona-schrijven blijft en de kilometers rijden komen weer terug. En dus ben ik snipverkouden en ben constant tot diep in de nacht bezig. Mooie dingen, gezeur, conflicten, mazzeltov’ s, politiek, ethiek en ga zo maar door. Morgen eerst een directe uitzending voor Groot Nieuws Radio vanuit de studio in Veenendaal, daarna Stolpersteine in Epe, een lezing aldaar en dan, met Blouma, naar Antwerpen. Daar komen we dan bijeen voor de jaarlijkse vergadering van het bestuur van de Joodse gemeente Zeeland en het bestuur van de Stichting die de sjoel beheert. Daar ben ik dan ook jaarlijks bij aanwezig, omdat er zo’n tien jaar geleden een conflict was tussen de Joodse Gemeente en het bestuur van de Stichting.
Nadat, mede door mijn toedoen, vrede was gesloten, hebben we afgesproken dat we eventuele spanningen verzamelen en op het jaarlijks overleg bij Hoffy’s Restaurant te Antwerpen zullen bespreken. Tot op heden was er nooit iets te bespreken, maar de maaltijd is iedere keer weer geweldig! Of de andere aanwezigen de reden nog weten waarom we jaarlijks bijeenkomen, betwijfel ik, maar Hoffy’s is altijd weer bijzonder.
Vanmiddag twee en een half uur gedoceerd aan de CHE, Christelijke Hogeschool Ede. Een groep leerlingen die Theologie studeerden, maar ook studenten psychologie. Een grote opkomst en een en al belangstelling. Als onderwerp onder andere of Jeruzalem een positieve invloed kan uitoefenen op de Christelijke, Moslim en Joodse jeugd hier in Nederland. En waarom ik nog niet in Israël woon. Het antwoord op die laatste vraag is duidelijk: omdat ik hier in ons land, waar ik al meer dan tien generaties woon, een bijdrage mag leveren aan de Joodse gemeenschap en aan de brede Nederlandse samenleving. Hier bevind ik me en kennelijk wil de Eeuwige dat ik hier leef.
dagboek van 6 oktober